Een van James Watts stoommachines siert de voorkant van deze cd en die dient om de tijdsgeest van de vroege industriële revolutie  te illustreren. Die viel samen met de vroege negentiende eeuw waarin Louis Spohr (1784-1895) en George Onslow (1784-1853) hun twee nonetten voor viool, altviool, cello, bas, fluit, hobo, klarinet, hoorn en fagot schreven. Kamermuziek voor een combinatie van strijkers en blazers was in die tijd geen rariteit (Beethoven en Schubert schreven ook populaire werken in het genre) maar echt courant waren zulke instrumentale combinaties toch ook weer niet. Ze vertegenwoordigen een tijdsperiode waarin de technische mogelijkheden van verschillende (blaas)instrumenten snel verbeterd werden, iets waar componisten op hun beurt dan weer gretig gebruik van maakten. Louis Spohr en George Onslow, een Engelse componist die in Frankrijk woonde maar wiens muziek op de meeste waardering in Duitsland en Oostenrijk kon rekenen, typeren die nieuwe aanpak, met nonetten die voor elk van de negen instrumenten tamelijk virtuoos geschreven zijn. Het ensemble Osmosis koos resoluut voor een vroeg-negentiende eeuws, Frans of Duits instrumentarium om deze muziek uit te voeren.

Men kan zeggen wat men wil van oude instrumenten maar wat vast staat, is dat het veel gemakkelijker is om op dit soort van instrumenten een transparante, heldere uitvoering ten gehore te brengen. De blazers vormen een hechte groep die geen balansproblemen bezit: de hoorn overstemt niet en zelfs in haar hoogste register blijft de houten fluit van fluitiste Kate Clark zoet en bescheiden klinken. Die zachte klank mengt trouwens goed met die van de klarinet, wat in het eerste deel van Onslows nonet mooi tot uiting komt.

Het volledig vibratoloze spelen in de strijkinstrumenten draagt ook in geen kleine mate tot die transparantie bij. Klein minpunt zijn de lijnen in de eerste viool die bij Spohr (en dan vooral in het eerste deel) niet altijd zo zuiver klinken. Jammer, want wanneer dat wel het geval is, zit er een niet te ontkennen charme in de zuivere klank van de darmsnaren van de strijkers maar als die zuiverheid te wensen overlaat ben je als luisteraar verplicht om wat selectiever gaan luisteren.

Het gebruik van zulke wendbare en wat meer kwetsbare instrumenten laat de muzikanten toe om zonder veel moeite puls en richting in deze muziek te steken, iets waar de openingsdelen van beide nonetten wel bij varen. Het ‘agitato’ gevoel van Onslows scherzo gaat niet verloren, in een deeltje dat twijfelt tussen een opgejaagde mineur- en een lieflijke majeurtoonaard. Waar het langzame deel van Spohrs nonet gevormd wordt door een lyrisch ‘Adagio’, koos Onslow in zijn nonet voor een variatiereeks, een vlot intermezzo dat nooit echt langzaam aanvoelt maar dienst doet als rustpunt voor een grootser opgezette finale die illustreert hoe zorgvuldig Onslow zijn muziek harmoniseerde.

Louis Spohr is tamelijk bekend (als een ‘kleine meester’ zoals de Duitsers zouden zeggen) terwijl George Onslow voor het grote publiek een nobele onbekende is. Wie deze twee nonetten hoort, zou mogen zeggen dat het omgekeerd moest zijn: Onslows nonet is een pareltje van een werk, dat charmant en vindingrijk vorm is gegeven terwijl Spohrs nonet aardig klinkt maar niet altijd zo veel diepgang bezit. Het blijven echter allebei sierlijke werkjes die een uitvoering vol leven meekrijgen. Dat de muzikanten van het ensemble Osmosis plezier beleven aan deze muziek, valt niet te ontkennen en hun negentiende-eeuws instrumentarium zorgt voor heldere, uitgebalanceerde uitvoeringen.

Meer over Louis Spohr, George Onslow


Verder bij Kwadratuur
  • Helaas geen extra info meer.

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.