Onder leiding van saxofonist/componist Philip Johnston was The Microscopic Septet doorheen de jaren tachtig en begin negentig een erg succesvolle jazzformatie, die met een frisse combinatie van oude en nieuwe stijlen een publiekslieveling was in de New Yorkse club Knitting Factory. Midden jaren negentig hielden ze ermee op en het was daarna lange tijd stil rond "The Micros", tot in 2006 Cuneiform Records hun vier officiële albums opnieuw uitbracht. Eenmaal die bal aan het rollen was gegaan vond het septet zijn weg terug naar het podium én de studio, met als resultaat een eerste album in twintig jaar tijd waarop de groep klinkt alsof ze nooit zijn weggeweest.

De "cleane" productie is het eerste wat opvalt aan 'Lobester Leaps In', waardoor de muziek af en toe wat steriel en veilig te klinkt. Pianist Joel Forrester lijkt soms wel op de schoot van de luisteraar te zitten omdat hij met een subtiele en weinig krachtige aanslag recht blijft tegenover een koor vol loeiende saxen. Deze onnatuurlijke balans is echter al snel vergeten wanneer de saxen zich om de beurt – en van klein naar groot – laten horen in opener 'Night Train Express', waarin vooral rhythm & blues invloeden tot uiting komen. De blazers zijn het belangrijkste ingrediënt op 'Lobester Leaps In' omdat ze in dit geval de taal spreken van honderd jaar jazzgeschiedenis. Een ouderwets vibrato, snerpende boventonen of een jolige groepsimprovisatie in de beste New Orleans-traditie wisselen elkaar in hoog tempo af. 'Life's Other Mystery' (een mix van rock 'n roll, boogaloo, soul, blues met op het einde een schuifelende wals) is dankzij een bizarre veelzijdigheid misschien wel de beste vertegenwoordiger van het geluid van The Microscopic Septet. In dat opzicht lijkt de groep een omgekeerde kameleon die in plaats van zich aan te passen aan zijn omgeving, de omstandigheden naar zijn hand weet te zetten.

Dat de groep lang niet samenspeelde valt aan 'Lobster Leaps In' niet te horen. Dat is vooral te danken aan een erg strakke ritmesectie van piano, bas en drums die een smetteloos parcours afleggen. Het zijn ook niet meteen de moeilijkste ritmes die drummer Richard Dworkin in het rond strooit, maar eerlijk is eerlijk: een metronoom zou haast verbleken bij deze accuratie. De bariton van Dave Sewelson krijgt de meeste vrijheid en is op zowat elke track een hoofdrolspeler. In 'Money, Money, Money' zorgt hij met een heerlijk ruwe solosliert uiteindelijk voor extra glans aan een mooie compositie, terwijl hij tijdens de vrije intro van deze track nog verveelde met vrijpostig geneuzel. Deze afwisseling tussen scoren en missen typeert jammer genoeg dit album. De formule waarbij swingritmes gecombineerd worden met bluesy pianorifjes en rollende baslijnen, begint na een tijd wel voorspelbaar te worden en zorgt voor weinig karakter bij de afzonderlijke tracks. Af en toe weet de groep nog wel een frisse draai te geven aan een compositie, maar meestal vervallen ze in vertrouwde, bovengenoemde patronen.

De uitvoering is dankzij het strakke samenspel, de kleurrijke harmonie en die verdomd lekkere bariton van Sewelson daarentegen van hoog niveau. Het is daarom erg jammer dat "The Micros" er op 'Lobester Leaps In' veel te weinig in slagen een hoogstaande muzikale spanning op te wekken of vast te houden, wat met dit gezelschap zeker tot de mogelijkheden had behoord.

Meer over The Microscopic Septet


Verder bij Kwadratuur
  • Helaas geen extra info meer.

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.