De jonge Russische pianiste Anna Vinnitskaya is in ons land geen onbekende meer sinds ze in 2007 eerste prijs behaalde in de Koningin Elisabethwedstrijd. Voor haar eerste cd, bij het Franse label Naïve koos ze een opvallend coherent programma van vier twintigste-eeuwse Russische componisten: Rachmaninov, Gubaidulina, Medtner en Prokofiev.

Dit is Vinnitskaya's eigen repertoire en dat voelt men als luisteraar vanaf de eerste noten. Vinnitskaya stelt vier grondig verschillende componisten voor, van de lyriek bij Rachmaninov en Medtner, over de duivelse impulsiviteit van Prokofiev tot het modernisme van Gubaidulina.

Rachmaninovs sonate bevat in haar uitvoering een haast impressionistische lichtheid, een herinnering die al te vaak doet terugdenken aan de vluchtige 'préludes' van Debussys. Dat hoort men het duidelijkst in de gewichtloosheid die Vinnitskaya in zachte, virtuoze passages kan steken en het krachtige van Rachmaninovs 'forte' dynamiek, een geloofwaardige evocatie van machtige kerkklokken. De tweede sonate is een complex werk, ambitieus opgezet net als Rachmaninovs pianoconcerti maar Vinnitskaya stelt zich ver van hoogdravend op en houdt de sonate verstaanbaar en structureel erg overzichtelijk.

Nikolay Medtner (1880-1951) is wat in Rachmaninovs schaduw blijven staan: net als zijn tijdgenoot was ook Medtner in de eerste plaats een van de grootste pianovirtuozen van zijn tijd en Medtners muziek is dan ook in wezen niet zo verschillend van die van Rachmaninov. De sonate 'Reminiscenza' op.38 uit 1918 is minder complex gecomponeerd dan Rachmaninovs muziek en klinkt eerder als een charmerend portret met meer zin voor eenvoudige, verstaanbare melodieën. Er zit iets van de eenvoud een eerlijkheid van Brahms' late pianowerken in dit werk, een relatief korte, eendelige pianominiatuur.

Prokofievs zevende sonate vormt het middendeel van de drie grote 'oorlogssonates', nummers zes, zeven en acht die Prokofiev tussen 1939 en 1944 schreef. Het werk grijpt, zeker in het eerste en het laatste deel terug naar de hyperactieve, agressieve stijl van Prokofiev het 'enfant terrible', zoals hij omwille van zijn eerste werken in het westen genoemd werd. Prokofiev beschreef een wereld die zijn balans lijkt te hebben verloren, vol turbulentie die zelfs het langzamere middendeel niet volledig kan verdrijven. De finale, in een onstabiel zevendelig ritme krijgt bij Anna Vinnitskaya een opvallende, hypnotiserende onstuimigheid mee.

Iets van Prokofievs vuur vindt men ook terug in de uitvoering van Gubaidulina's 'Chaconne' uit 1962. Een chaconne is, net als een passacaglia een reeks variaties op een stabiele, herhaalde basmelodie. Het is typerend voor de muziek van Sofia Gubaidulina dat de componiste teruggrijpt naar archaïsche, in dit geval barokke vormstructuren voor een avant-gardistische compositie vol contrast. Het hamerende van de finale van Prokofievs sonate vindt gemakkelijk zijn weerklank in de 'Chaconne' net als de intieme, zachte melodieën uit Rachmaninovs sonate. Vinnitskaya speelt hier bij momenten alsof ze het geluid van haar instrument van mijlen ver laat komen.

Als debuut-cd is dit een eigenzinnige maar hoogst onderhoudende, technisch haarzuiver uitgevoerde en muzikale plaat met vier werken die, ondanks hun uiterlijke verschillen toch opvallend veel samenhang vertonen.

Meer over V/C


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.