Gelijk de vis zwemt moet ik schrijven, liet Louis Paul Boon zich ooit ontvallen. Deze vaststelling lijkt ook te gelden voor Wannes Van de Velde, die tijdens zijn jarenlange zweeftocht tussen leven en dood het tekstschrijven nooit heeft opgegeven. Bij Boon (1912-1979) kreeg die drang tot schrijven op de duur iets dwangmatigs: in de laatse jaren vóór zijn dood liet hij zijn (door alchohol vergiftigde) geest wegzinken in een zware depressie, en het schrijven werd bij hem een escapistisch middel om de onleefbaarheid van het leven te bezweren. Bij Van de Velde is de schrijfdrang daarentegen een positief gegeven: de noodzaak tot schrijven is bij hem een credo, een manier om bewuster in het leven te staan. Anders dan Boon, heeft de Antwerpse zanger-schrijver zijn innerlijke demon – de leukemie die in 2000 werd gediagnosticeerd – met succes bezworen. Een overwinning op de tijd, maar vooral een tekenende ervaring, die hem onvermijdelijk heeft aangezet tot een nieuwe ontdekkingstocht doorheen het labyrint van de condition humaine. En het is precies over dié exploratie dat Van de Velde een cd met vijftien nieuwe nummers heeft gemaakt.

Kunst gaat om het delen van en emoties die door iedereen worden (h)erkend, en de kwaliteit van een kunstwerk hangt bijgevolg af van zijn emotionele evocatiekracht. Vorm en inhoud zijn van evenwaardig belang, en naargelang de synthese tussen beide wordt versterkt, verhevigt ook de overtuigingskracht. Naar deze maatstaven gemeten is 'In de maat van de seizoenen' een kunstwerk van de hoogste orde. Van de Velde heeft zich laten omringen door een subliem combo, met Gilberte Van den Plas en Stefan Wellens op violen, Jan Wellens op gitaar en Ben Faes op contrabas. Stefan Wellens nam ook nagenoeg alle arrangementen voor zijn rekening, en die zijn – in één woord – subliem. Boordevol details in de klankkleur, opwindend waar het moet, lamentoso waar het kan, en met de nodige zin voor dramatiek – maar dan zonder ooit stroperig te worden. Het is een klassiek getinte muzikale vorm die zeker iets traditionalistisch heeft, maar dat is hier géén synoniem met verstard of clichématig. Een indrukwekkende prestatie.

De grootste kracht van de cd ligt echter in de teksten. Maatschappijkritiek is een constante doorheen Van de Veldes oeuvre, waarbij hij er nooit voor terugschrok om de hypocrisie achter sommige taboes en heilige huisjes aan de kaak te stellen. De zanger positioneerde zich steeds aan de linkerzijde van het politieke spectrum, hoewel dit hem nooit heeft belet om meningen te verkondigen die weinig aandacht kregen binnen het "politiek correcte" linkse denken – het beste voorbeeld daarvan is uiteraard zijn (veertig jaar oude) flamingantische lied 'Pieter Breughel in Brussel'. Voor die ongebondenheid werd Van de Velde in 1997 gehonoreerd met de Arkprijs van het Vrije Woord, en het doet goed om te horen dat de Van de Velde van 2006 het niet heeft verleerd om het vrije woord als wapen tegen onrecht en kortzichtigheid te gebruiken. Op 'In de maat van de seizoenen' bewijst hij dat het perfect mogelijk is om protestsongs te schrijven die relevantie hebben in deze eenentwintigste eeuw; een eeuw met nieuwe samenlevingsproblemen en een – uit het verleden doorwerkende – obsessie voor materialistisch gewin.

Zo is er bijvoorbeeld 'Charleroi', een ode aan Belgiës meest verguisde stad. Van de Velde kijkt voorbij de vooroordelen en dogma's over het "achtergestelde Wallonië", en zoekt naar het schone in deze "hoofdstad van het land van kolen". 't Is er "voorwaar geen paradijs", weet de zanger, maar de sombere stad heeft tenminste nog iets wat je in suburbane cleane verkavelingswijken niét vindt – namelijk een ziel. Misschien idealiseert Van de Velde de multiculturele samenleving wat te sterk als hij zingt hoezeer alle nationaliteiten in Charleroi "versmolten" zijn – maar liever een idealisering in plaats van een zoveelste faillietverklaring van de multiculturaliteit.

Van de Veldes diep besef voor de historische wortels van de hedendaagse wereld komt mooi tot uiting op 'La dernière gare du monde'. Hij verwoordt er hoezeer hij worstelt met tegenstrijdige gevoelens als hij door het station Antwerpen-Centraal wandelt: enerzijds is het een prachtig gebouw; anderzijds werd het opgetrokken met bloedgeld uit Leopold II's slavenreservaat Congo. Hoe "mooi" is de stationshal dus écht? Van de Velde stelt de vraag voor zichzelf, en dwingt je om er méé over na te denken. Zo werken de beste protestsongs: ze hebben niet de ambitie om te bekeren, beleren of preken – neen, ze roepen de luisteraar op om te kijken naar dingen die je eerder nooit gezien hebt, of ze dwingen je om vertrouwde zaken in een nieuw daglicht te bekijken.

De onvrede over de wereld van nu gaat verder op 'Havenstad' en 'Mijn grootmoeder was van den Doel', een songduo over het verdwijnen van het Antwerpse polderlandschap ten koste van havendokken en industrieterreinen. Decennia geleden werden de inwoners van de polderdorpen Oorderen, Oosterweel en Lillo op schaamteloze wijze uit hun dorpen getreiterd, en l'histoire se répète vandaag in Doel. Velen zullen deze situatie legitimeren door te wijzen op de noodzaak van economische groei en tewerkstelling, maar Van de Velde is niet zo naïef om dat verhaal blindelings te slikken. Het enige dat volgens hem in het spel is, is "de wet van 't losbandig profijt", dat het water van de Schelde tot een "rouwstoet van bestorven slijk" heeft gemaakt.

Het tekstueel én muzikaal hoogtepunt van de cd is 'Gentse impressie', waarin heden en verleden op een prachtige manier met elkaar worden verbonden. Van de Velde personaliseert de Gentse belforttoren en maakt hem tot een toeschouwer van de Vlaamse geschiedenis. In dat verhaal is weinig plaats voor heroïsche daden of triomfen: de Vlaming ging eeuwenlang gebukt onder onderdrukking, proletarisering en oorlogsgeweld, en buigt nu zélf vrijwillig voor het rechtse politieke populisme. Van de Veldes afkeer voor oorlog is ook de rode draad doorheen 'De bunkers' en 'Oorlogsgeleerden', zijn bekende cover van Dylans 'Masters of War' die nu eindelijk in een volwaardige studio-opname beschikbaar is. De vertaling is zo goed dat Dylan er – bij wijze van spreken – jaloers op zou zijn.

Volledigheidshalve moet worden vermeld dat de cd één moment van zwakte bevat: 'Boontje', een eerbetoon aan Boon, met een langdradig refrein en een melige melodie. Slechts één tegenvallende song: wie doet beter? Wie springt in Vlaanderen even scherp om met taal en melodie als Van de Velde? Is er iemand die de wacht kan aflossen als deze in 1937 geboren dichter-muzikant er definitief mee ophoudt? Wellicht niet. Het is overigens volstrekt onzinnig om de moderne Vlaamse dialectzangers en -groepen als een hedendaags equivalent van "oude" kleinkunstenaars (zoals Van de Velde en Vermandere) te zien. Van de Velde zingt weliswaar in het Antwaarps dialect, maar – en dat is het verschil met nagenoeg alle jonge(re) songschrijvers – hij heeft ook iets te vertellen.

Meer over Wannes Van de Velde


Verder bij Kwadratuur

Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.