Na gevierde opnames van de Da Ponte opera's Cosi Fan Tutte (HMC901663.65), Le Nozze di Figaro (HMC801818.20) en de opera seria La Clemenza di Tito (HMC901923.24), was deze Don Giovanni een logische keuze. Met het Freibürger Barockorchester en een solide cast zangers is ook dit weer een schitterende uitvoering geworden, die niet zelden nieuw licht laat schijnen op Mozarts meesterwerk.

Het orkest hoeft zich niet in te houden en zorgt voor een heel actieve begeleiding. De scène waarin de Commendatore gedood wordt is pure klankschildering. Zelfs met haar relatief grote bezetting klinkt dit orkest bijzonder kernachtig en energiek. De samengebalde klank van trompetten, hoorn en pauken van het Freibürger Barockorchester is onmiddellijk herkenbaar en heeft soms zelfs iets agressiefs. René Jacobs roept de huiveringwekkende sfeer van het kerkhof in de tweede akte heel overtuigend op en dankzij de oude instrumenten waarop het orkest speelt, heeft de eerste introductie van de trombones in deze scène meteen iets plechtigs en angstaanjagends. Het bezoek van de Commendatore aan Don Giovanni ten slotte ontaard in een bliksemsnelle conversatie heen en weer die de muziek vlotjes kan volgen.

Ook even de basso continuo (pianoforte en cello) aanhalen, die doorheen de opera erg inventief uit de hoek komt. Zo wordt precies de juiste toon gezet voor de komende scène met een ontspannen, dreigende of opgewonden kleine improvisatie op eerdere thema's. Een plotse verhaalwending wordt zo heel suggestief aangekondigd. Jammer is wel dat niet alle zangers even goed improviseren. In de baroktraditie laat René Jacobs zijn zangers vrij in het gebruik van ornamenten en soms kunnen die erg mooi overkomen. Maar in 'Là ci darem la mano' bijvoorbeeld klinkt de 'eingang' wat voorzichtig. Waarom niet met meer virtuositeit, met coloraturen bijvoorbeeld, zoals de gewoonte was bij zangers van opera seria?

De zangers, met uitzondering misschien van Alexandrina Pendatchanska, houden hun vibrato goed onder controle en zorgen voor een frisse, goed verstaanbare uitvoering. De figuur van Leporello wordt naar achttiende-eeuwse traditie als volwaardige opera buffa figuur geïnterpreteerd, die zijn wortels heeft in de Italiaanse Commedia dell'arte. Dit wordt al meteen duidelijk in zijn eerste aria, 'Notte e Giorno faticar', waar hij voorgesteld wordt als een goedmoedige maar niet bijzonder slimme of moedige helper. Net zoals bij de vorige twee Da Ponte opera's die Jacobs opnam, wordt er trouwens bijzonder overtuigend geacteerd, wat op een studio-opname niet vanzelfsprekend is. Maar de komische scène 'Restati Qua!' waarbij Zerlina Leporello op een stoel vastbindt, behoudt terecht zijn komische karakter, zelfs op cd.

Olga Pasichnyk (Donna Anna) zingt soepel maar 'schept' niet zelden (dat wil zeggen, start soms ietsje te laag en glijdt dan naar de noot toe), zoals in de aria 'Non mi dir' of in het duet met tenor Kenneth Tarver 'Fuggi, crudele, fuggi'. Dit doet haar zang soms wat opgezwollen en overdreven dramatisch klinken. De jonge bariton Johannes Weisser is dan weer een erg overtuigende Don Giovanni, slank en zuiver. Zijn lichte bariton blijft steeds goed verstaanbaar. De Koreaanse Sunhae Im klinkt als boerenmeisje Zerlina soms wat scherp, al is dit eigen aan veel Aziatische zangers maar ze zingt verder even slank en helder.

Bovendien wordt deze uitgave naar goede Harmonia Mundi gewoonte met een goed gestoffeerd en knap vormgegeven cd-boekje geleverd waarin René Jacobs uitleg en achtergrond verschaft bij zijn aanpak van deze 'Don Giovanni'. De opera wordt hierbij terecht als erfgenaam van de Italiaanse (Venetiaanse) barokopera gezien en niet als voorafspiegeling van de romantiek, kortom als 'dramma giocoso' en niet als Werther-achtige tragedie zoals 'Don Giovanni' sinds de negentiende eeuw steeds weer wordt opgevoerd.

Meer over Wolfgang Amadeus Mozart


Verder bij Kwadratuur
  • Helaas geen extra info meer.

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.