Kwadratuur interview

Waar sommige figuren van Chicago jazz scene in België de deuren platlopen, is een even bezige figuur als saxofonist Mars Williams hier slechts zelden te zien. Op 1 maart komt hij naar het KC BELGIE voor een optreden met zijn nagelnieuwe kwartet Switchback.

Grinniken is toegestaan bij het doorlopen van de lijst van muzikanten waar de ondertussen 57-jarige Williams mee heeft samen gespeeld, al was het maar omwille van de bizarre combinatie. Waarschijnlijk is hij zelfs de enige overeenkomst tussen (en dit slechts een kleine greep) Kurt Elling, Charlie Hunter, Billy Idol, Bill Laswell, MC5, Joe McPhee, Ministry en Ken Vandermark.

Van Roscoe Mitchell heb ik geleerd wat toewijding is.
Punk, new wave, freejazz, stadionrock of dansbare grooves, het maakt Williams weinig uit. Zo werd hij een vaste waarde bij The Psychedelic Furs en Hal Russells NRG Ensemble en formeerde hij eigen bands als Liquid Soul en xmarsx (aan de meer acid-zijde van de jazz) tot het vrij improviserende Extraordinary Popular Delusions dat zelfs naar freejazz normen aardig out klinkt.

Of het aangewezen is daar sarcastische opmerkingen over te maken in het bijzijn van de muzikant zelf, valt te betwijfelen. Op zijn recentste release met het trio Boneshaker (met bassist Kent Kessler en drummer Paal Nilssen-Love) klinkt Williams alles behalve als een blazer die rustig uitbolt richting pensioen. John Zorn had gelijk…

Op je website staat een quote van John Zorn voor jou: “One of the true saxophone players, someone who takes pleasure in the sheer act of blowing the horn.” Geniet je ook lichamelijk van spelen?

Ik hou van spelen, van de interactie met het publiek en inderdaad ook van het fysieke aspect, want het blijft natuurlijk een heel lichamelijk gebeuren. Zweten en alles geven op een podium, het maakt me niet moe, integendeel, het geeft met net meer energie.

Doe je eigenlijk iets om in conditie te blijven?

Ik wandel, stretch en doe sit-ups. Daarnaast ski ik ook graag, maar meestal is het spelen op zich al een vorm van training.

Voelt dat hetzelfde aan op tenorsax als op sopraan?

Het vraagt wat meer lucht voor de tenor, maar het zijn natuurlijk ook wel twee totaal verschillende instrumenten. Daarom speel ik ze ook zo graag allebei. Wanneer ik van instrument verander, krijg ik andere ideeën. Dat verschil is moeilijk om uit te leggen, daarvoor hangt het te veel af van de situatie. Ik geraak door het wisselen van instrument in een ander frame of mind en daaruit volgt dan een andere benadering van wat er rond mij gebeurt.

Klopt het dat je doorgaans om 5.30u opstaat?

Foto: Marek Lazarsk
Foto: Marek Lazarsk
Inderdaad, nog altijd. ’s Ochtends mediteer ik wat, drink een koffie en begin dan te werken, e-mail beantwoorden en zo. Daarna oefenen ik of schrijf ik muziek en zo krijg ik het meeste van mijn werk gedaan voor een uur ’s middags. Meestal is het daarna tijd om naar een repetitie gaan en anders ga ik even wandelen of bezoek ik een museum, maar meestal staat mijn hele dag wel op de een of andere manier in het teken van me voorbereiden op een concert. Ik word dat eigenlijk niet moe. Ik ben immers graag bezig: optreden, opnemen, werken… Dat bevalt me eerlijk gezegd meer dan echt vrij hebben.

Die gretigheid is heel goed te horen op de lp die je met Boneshaker hebt opgenomen. Je klinkt daar net als een 22-jarige die de kans krijgt om zich te bewijzen.

Ik speel op basis van wat er rond mij gebeurt en spelen met een muzikant als Paal Nilssen-Love is voluit gaan. Als hij al zijn energie loslaat, dan doe ik hetzelfde. Nu ben ik altijd wel een krachtige muzikant met een groot geluid geweest, maar ik speel ook graag heel zacht. Ik hou van extremen, maar die hangen niet samen met het instrument dat ik bespeel. Alles hangt van het stuk af.

Toch valt op dat je nooit brutaal klinkt. Doe je dat bewust?

Dat is onbewust, er is niets dat ik bewust vermijd. Weet je, wanneer je veel gespeeld en geïmproviseerd hebt met andere muzikanten, komt er een moment dat het iets wordt als spreken. Je leert een taal en als je een gesprek hebt, dan denk je er niet meer bij na. Zo is het ook met spelen: je laat het er gewoon uitkomen.

Je hebt gestudeerd bij Anthony Braxton en Roscoe Mitchell. Wat steek je op van dat soort figuren?

Bij Braxton was het meer in de context van een groep dan in een persoonlijke les. In de jaren ’70 was ik zijn kopiist en door voor hem aan zijn muziek te werken heb ik veel geleerd over hoe hij dingen doet. Hij legde ook uit hoe hij dacht en hoe het compositieproces voor hem werkte. Met Roscoe ging het anders. Met hem heb ik persoonlijk gewerkt. Ik heb bij hem op zijn boerderij gewoond, ergens in de jaren ’70. De lessen begonnen wanneer we om zes uur ’s morgens opstonden en dan oefenden we soms wel tien uur per dag. Van hem heb ik geleerd wat toewijding is, de discipline om te oefenen.

Je hebt in je loopbaan wel wat verschillende muzikale watertjes doorzwommen. Was dat iets dat je van meet af aan voorop gezet had?

Spelen in verschillende stijlen geeft je meer tools als improvisator.
Goed worden op mijn instrument, dat was waarschijnlijk een van mijn belangrijkste doelen en een andere was een eigen stijl van spelen ontwikkelen, maar een echt plan had ik niet. Ik speelde wel graag verschillende soorten muziek. Ik denk dat het te maken heeft met de invloeden die ik onderging toen ik opgroeide. Mijn broers en zussen luisterden meer naar rock en funk, mijn vader had een zwak voor bigbandjazz en dixieland en toen ik achttien was ben ik meer met geïmproviseerde muziek in contact gekomen: Coltrane, Dolphy en zo. Ik denk dat ik gewoon muziek wilde spelen en er beter in worden, groeien in mijn beroep. Later genoot ik van het spelen van al die stijlen en ben ik gaan inzien dat bezig zijn met die verschillende dingen je helpt als improvisator. Ik had meer tools om mee te werken. Improvisatie was grotendeels wat ik wilde doen, maar wel in verschillende stijlen. Als ik in een rockcontext speel, dan doe ik ook graag geïmproviseerde solo’s.

Van Billy Idol tot de Psychedelic Furs en Paal Nilssen-Love, het gaat wel erg breed. Zijn er dingen waar je achteraf met gemengde gevoelens op terug kijkt? Dingen die je deed om rond te komen?

Laat me eens kijken... Er zijn dingen die waarschijnlijk zo waren, maar daar ga je nooit iets van gehoord hebben en daar ga ik ook niets over zeggen. (lacht) Natuurlijk zijn er zaken geweest waarvoor ik ingehuurd werd, dat is tenslotte waar ik van leef, maar er zijn effectief ook momenten waarop ik nee gezegd heb, omdat ik het niet zag zitten. Op die dingen die op mijn website staan ben ik echt wel trots. Ik heb graag met Billy Idol gespeeld en ik speel nog steeds met de Psychedelic Furs, we touren nog vijf of zes maanden per jaar. Daarnaast heb ik nog mijn Liquid Soul project waarmee we binnenkort een grote show hebben. Ik speel dus nog steeds graag heel verschillende dingen en met verschillende mensen.

Heb je die variatie gezocht of heeft die gewoon je pad gekruist?

Ik kwam ze allemaal tegen, maar zoals ik daarnet zei, speel ik echt graag in verschillende contexten: dan krijg ik meer invloeden binnen en dat opent mijn geest en verruimt mijn creatieve mogelijkheden. Als jij zegt “zoeken”, dan zeg ik dat er naar geleefd heb. Wanneer ik uitga, een groep hoor die ik goed vind en die mensen achteraf spreek, dan zit ik voor je het weet in die groep of speel ik een show met die muzikanten. Ik experimenteer graag en wil dan zien hoe mijn manier van spelen werkt in hun situatie.

Ben je ooit mensen tegen gekomen die neerkeken op het feit dat je zoveel verschillende dingen deed?

Foto: Peter Gannushkin
Foto: Peter Gannushkin
Ja, zeker, maar weet je, als dat is wat zij vinden, dan is dat ok. Iedereen mag zijn mening hebben. Ik respecteer elke muzikant die speelt vanuit zijn hart. Sommige mensen zeggen dat je moet focussen op een ding, maar wat ik doe is wat ik doe: ik speel muziek. Ik kan creatiever zijn met de invloeden die ik verwerkt heb en dat definieert mij en mijn stijl. Ik doe al die verschillende dingen, want dat is wie Mars Williams is. Mijn stijl komt uit al die verschillende stijlen.

Je hebt ooit eens je afkeer laten blijken van wat je toen snobby jazz noemde, muzikanten die een solo van Charlie Parker in alle toonaarden kunnen naspelen, maar het daarbij laten.

Ik denk niet dat ik dat gezegd heb. Hoewel, misschien wel snobby jazz, ja. Opnieuw: als dat is zoals iemand wil spelen, dan is dat ok voor mij. Wat ik echter beu ben, is dat muziek zo steeds opnieuw gerecreëerd wordt en dat dat de focus wordt van een bepaald soort jazz. Het is alsof je een gloednieuwe plaat opzet en ze spelen dezelfde standards die zestig jaar geleden ook al gespeeld werden. Hoe verschillend kan je die dingen spelen? Dat is mijn mening daaromtrent, maar ik zeg niet dat het zomaar goed op slecht is. Meer zelfs: er zijn mensen die zo spelen en die dat verdomd goed doen. Ik luister nog steeds graag naar straight ahead jazz, maar zelf ben ik meer bezig met creëren dan met recreëren.

Standards zijn prachtige stukken, maar je moet er natuurlijk wel iets mee doen.
Waarom ik snobby jazz zeg, dat is om wat ik eerder al zei: ik ga niet neerkijken op een andere muzikant. Als dat is wat zij gekozen hebben om te doen en ze kunnen spelen in die stijl, dan respecteer ik dat. Het is hun keuze: ze ontwikkelen het en doen het zo goed als ze kunnen. Het snobby aspect gaat voor mij over muzikanten die neerkijken op mij of andere muzikanten die niet spelen zoals zij. De mentaliteit in heel wat straight ahead jazz is “als je het niet op deze manier speelt, dan ben je geen echte jazzmuzikant”. Ik ben dat vaak tegen gekomen, zelfs met Liquid Soul dat nochtans redelijk rechtdoor klinkt, al is het dan geen rechtdoor bebop of jazz. We mengen heel wat stijlen, het heeft een grotere fun atmosfeer met elementen van funk, wereldmuziek en jazz. We spelen dan bijvoorbeeld op het Newport festival en alle andere groepen, of toch veel, kijken dan op ons neer, omdat we geen klassieke jazz spelen. Ze vinden ons niet echt, terwijl het publiek ons geweldig vindt.

Het kan ook anders, zoals op Newport in Japan. Ook daar hadden mensen commentaar omdat we geen jazz speelden (hoewel ik nooit gezegd heb dat we dat wel deden), maar plots komt er dan iemand als Roy Haynes, iemand die ik echt respecteer, die Liquid Soul hoort en helemaal mee is. Hij is daarna nog een viertal keer komen luisteren. Zo zijn we vrienden geworden: hij respecteerde wat ik deed, hoewel het iets anders was dan wat hij deed. Hij is altijd op zoek naar mogelijkheden om iets nieuw te doen.

Een opvallende figuur in je lijstje van mensen waarmee je gespeeld hebt, blijft toch Kurt Elling, iemand die toch de meer “klassieke” vocale jazz belichaamt.

Kurt Elling is zelfs eens gast geweest op een album van Liquid Sould en hij was er ook bij toen we eens een concert met spoken word deden waar ook Charlie Hunter aan mee werkte. Kurt Elling heeft zijn eigen stijl en hij heeft zich ontwikkeld, we respecteren allebei wat de ander doet. Momenteel focust hij meer op de klassieke jazzkant, maar hij heeft wel een open geest. Hij is ook steeds op zoek en probeert zijn muziek steeds iets anders te geven: hij houdt van samenwerkingen met verschillende muzikanten, omdat dat zijn geest verruimt.

Speel je eigenlijk zelf nog wel eens standards?

Af en toe wel ja, als ik thuis aan het repeteren ben. Het blijft natuurlijk prachtige muziek, maar ik ga er mijn carrière niet op focussen. Je kan er van leren, maar je moet er natuurlijk ook wel iets mee doen. Als ik een jazzstandard speel, dan doe ik het op mijn manier en niet zoals iemand anders dat deed. Neem nu bijvoorbeeld ‘Body and Soul’. Dat stuk ga ik niet spelen zoals Ben Webster of Coleman Hawkins dat gedaan hebben, ik ga het doen zoals ik het doe. Weet je, een van de beste platen die ik ken is er eentje van Albert Ayler waarop hij ‘Summertime’ en andere standards speelt. De manier waarop hij die stukken benadert is echt heel mooi, maar niet zoals anderen ze gedaan hebben.

Binnenkort sta je in het KC BELGIE met Switchback, een groep met onder andere Wacław Zimpel. Hoe ben je bij hem terecht gekomen?

Boneshaker (Foto: Marek Lazarsk)
Boneshaker (Foto: Marek Lazarsk)
Vorig jaar stond ik op een festival in Oostenrijk met Ingebrigt Håker Flaten en Timothy Daisy. Daar hoorden Wacław en ik elkaar spelen en we besloten eens samen te werken. Toen hij met Ken Vandermark naar Chicago kwam, heeft hij mee gespeeld met mijn band Extraordinary Popular Delusions. Van daaruit is het idee gegroeid om een groep te vormen en zo is Switchback ontstaan. Door verschillende muzikanten te leren kennen, dienen zich ook situaties aan om te spelen.

De jonge Zimpel is in vergelijking met de andere muzikanten van Switchback -Hilliard Greene, Klaus Kugel en jij- toch van een andere generatie. Merk je dat?

Daar had ik eigenlijk nog niet bij stil gestaan, maar ik denk eigenlijk ook niet in generaties. Ik luister meer naar wat mensen spelen. Voor is het dus niet van “ze zijn wat jonger”, maar “Paal Nilssen-Love, wat een drummer!” of “Wacław Zimpel, man, wat kan die kerel blazen”.

Iemand als Alexander von Schlippenbach speelt opvallend vaak met dezelfde muzikanten. Is dat iets dat jou ook aanspreekt?

Ik zou het in elk geval niet exclusief kunnen doen. Eigenlijk zit ik graag in beide situaties. Ik heb projecten waarin dezelfde muzikanten terugkeren, maar alleen dat zou voor mij niet genoeg zijn. Ik moet verschillende groepen hebben. Neem nu Extraordinary Popular Delusions, daarmee spelen we al zo’n zeven, misschien al acht jaar samen en daardoor ontwikkel je een band, je begint te voelen waar die muzikanten naar toe gaan. Zo krijg je een speciale relatie binnen die context, iets heel speciaal. Aan de andere kant wil ik blijven groeien en de enige manier om dat te doen, is samenwerken met muzikanten waarmee je nog nooit gespeeld hebt. Die gooien nieuw ideeën naar je toe en daaruit krijg jij dan weer inspiratie die je niet gewend bent. Het gaat erom jezelf uit te dagen.

Altijd met dezelfde muzikanten spelen zou voor mij niet genoeg zijn.
Nog een voorbeeld van de andere kant is het NRG Ensemble waarmee we nog steeds optreden. We spelen niet zo veel meer, maar omdat we al zoveel samen gespeeld hebben in verschillende contexten weten we wat we van elkaar kunnen verwachten. Ik kan een ideetje opbrengen en ze gaan weten waar ik naar toe wil. We begrijpen elkaar en dat speelt heel anders dan wanneer er plots iemand anders opduikt waarmee je nog nooit gespeeld hebt.

Speelt Ken Vandermark nog bij het NRG Ensemble?

Nee, Dave Rempis vervangt hem nu. Toen Hall stierf ben ik leider van de groep geworden en omdat we een tweede blazer zochten heb ik Ken er bij gehaald, die  ik een goeie sparringpartner vind.

Vandermark was toen nog redelijk jong en relatief onbekend. Zou je jezelf een van zijn ontdekkers noemen?

Nee, want hij was toen al heel actief. Ken is waarschijnlijk de meest gedisciplineerde en productieve muzikant die ik in mijn hele leven ontmoet heb. Hij daagt zichzelf steeds uit. Dat deed hij vroeger ook al en dat respecteerde ik. In die tijd hadden we zoveel projecten samen dat ik wel mag zeggen dat ik er bij was toen hij zijn stijl ontwikkelde en ik ben blij dat ik daar deel van uit mocht maken, maar zijn ontdekker zou ik mezelf niet durven noemen.

Er lopen wel wat parallellen tussen jullie twee: ruimdenkend, heel toegewijd, spelen met vaste groepen en steeds wisselende bezettingen…

Er zijn zeker overeenkomsten, maar ik denk dat Ken het allemaal beter doet. (lacht) Ik heb Ken steeds gerespecteerd omdat hij zo ruimdenkend was, omdat hij open stond voor verschillende stijlen en die dingen dan toepaste in zijn eigen muziek. Als je op een feestje bij Ken thuis bent, dan kan je hem vanalles horen spelen: funk, r&b, freejazz, Ethiopische muziek, straight ahead jazz, al die verschillende soorten muziek. Dat doet hij graag en daar is onze connectie gestart. Ik denk net hetzelfde. Wat je daarnaast zei over zijn vaste bands: ik vind het knap hoe hij dat doet, hoewel ik niet begrijp hoe hij er in slaagt om al die verschillende projecten te realiseren. Het is echt onwaarschijnlijk. Volgens mij slaapt hij gewoon niet. En dan zijn er nog enkele nieuwe projecten die hij momenteel in Chicago ontwikkelt. Van twee daarvan ga ik deel uitmaken. In maart zullen we bijvoorbeeld optreden met The Chicago School, een band die muziek van Anthony Braxton, Roscoe Mitchell, Julius Hemphill en Henry Threadgill zal spelen.

Bands als Boneshaker en Switchback, zijn dat voor jou gelegenheidsformaties, of zou je die willen uitbouwen tot vaste groepen?

Met Boneshaker hebben we al een paar shows gespeeld, maar Switchback is een nieuw project dat helemaal draait op vrije improvisatie, waarmee we eigenlijk nog niet echt begonnen zijn. Ik hoop echter dat het iets wordt dat we verder kunnen ontwikkelen en waarmee we opnames kunnen maken na de tour.

(Foto homapge: Reed Davis)

Meer over Mars Williams (Boneshaker, Switchback)


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.