Al voor het negentiende jaar op rij organiseert de AB in het hartje van Brussel het gratis buitenfestivalletje Boterhammen in het Park. Het avondprogramma daarvan heet Feeërieën en is dit jaar aan zijn vijfde editie toe. Onder een intrigerende titel herbergt het een al even boeiende selectie aan muziek die een alternatiever publiek moet aanspreken na het populairdere werk van de Boterhammen. Met veel sfeerverlichting wordt het park voor het koninklijk paleis een hele week elke avond omgetoverd in een sprookjesbos. De kiosk in het midden fungeert als podium en bewijst daarmee dat de locatie niet enkel geschikt is voor het geweld van harmonieorkesten maar ook voor het subtiele geluid van verstilde elektronica, folk en jazz.

De eerste avond stond in het teken van IJsland: land van gletsjers en geisers maar vooral ook van wondermooie muziek. Ólafur Arnalds, een jonge snaak die goede maatjes is met de muzikanten van Sigur Rós, kwam het Warandepark onderdompelen in zijn sfeervolle, melancholische elektronica. Als voorprogramma had hij zijn zus Ólöf meegenomen, die solo een gezellige en ontwapenende set speelde.

Al vanaf het eerste nummer deed Ólöf Arnalds beroep op de verbeeldingskracht van het publiek. Enkel gewapend met een klassieke gitaar onderbrak ze halverwege het lied plotseling haar lalala-refreintje: "this is going to be the first song on my next album. It will be something big with lots of brass and drums and lots of people singing." Nog wat schuchter zong het publiek het niet zo eenvoudige refrein mee. Arnalds had misschien niet meteen het beste moment gekozen om al om medewerking te vragen maar het ijs was wel gebroken. Ze maakte vooral een sympathieke indruk door telkens als ze een fout speelde dat grondig te laten merken. Vloeken als je een akkoord mist, opnieuw beginnen als je een woord of twee van de tekst fout hebt gezongen ("it's very important to have the lyrics right"): de meeste muzikanten zouden er net alles aan doen om zo'n afgangen te vermijden.

Ólöfs repertoire bestond voor een deel uit eigen nummers in het IJslands, die ze telkens van een korte uitleg voorzag voor de mensen die die Scandinavische taal niet machtig zijn. Daarnaast speelde ze een aantal folksongs, zowel Engelse als IJslandse en enkele covers, onder andere van Bruce Springsteen en van Johnny Cash. Het breekbare gitaargetokkel en de wispelturige melodiesprongen die haar stem maakte vormden een feeëriek geheel, waarvan de betovering enkel doorbroken werd door Ólöfs eigen geklungel of door de talrijke parkieten op zoek naar een slaapplaats in de bomen van het park.

De muziek van Ólöfs broer Ólafur Arnalds is instrumentaal en leunt dicht aan bij de eenvoud en het repetitieve van minimal music. Live werkt Arnalds met een strijkkwartet dat hij begeleidt met piano en laptop. Vertrekkend vanuit een thema bouwt hij langzaam klanklandschappen op door telkens extra elementen toe te voegen. Ólafur hield een meer afstandelijke relatie aan met het publiek en vertelde weinig tussen de nummers door. De sfeer werd daardoor minder dikwijls gebroken dan bij Ólöf het geval was, maar af en toe loerde ook het concentratieverlies tussen de bomen van het park. Ondanks de precies uitgekiende opbouw van de muziek ontbrak het sommige stukken immers aan climaxopbouw. De rustig kabbelende pianoklanken zweefden dan wat in het ijle boven een constant blijvende strijkersmassa. Iets meer elektronica en stuwing waren op zo'n momenten zeker welkom geweest. Met hun eenvoudige maar uiterst sfeervolle muziek toonden broer en zus Arnalds zich wel als gedroomde openers van de lustrumeditie van de Feeërieën.

Meer over Feeërieën


Verder bij Kwadratuur

Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.