Met Geri Allen kreeg De Bijloke zopas nog eens een echte jazzgrootheid over de vloer. Op de Belgische zomerfestivals worden liefhebbers van het genre echter geregeld geconfronteerd met de tanende glorie van ooit opzienbarende figuren. Ook Geri Allen slaagde er helaas niet in om een programma te brengen verder dan de meest hapklare jazz.
Op de status van Geri Allen kan een flauw concert als dat in De Bijloke weinig afdingen. De Amerikaanse pianiste deelde in het verleden het podium met een resem namen die de jazz zoals die vandaag klinkt, mee hebben vormgegeven. Ornette Coleman, Ron Carter, Paul Motian en Dave Holland zijn maar een paar voorbeelden van mensen met wie ze, al dan niet intens, heeft samengewerkt. Haar gloriedagen situeren zich in de jaren '80 en '90, toen ze met soms charmante, soms stevige en funky jazz heel wat harten voor zich won. Haar passage op Jazz Middelheim in 1989 zal diegenen die er bij waren allicht nog heugen en uit het jonge talent dat Allen toen rondom zich verzamelde, hebben onder meer Don Byron en Robin Eubanks zich inmiddels opgewerkt tot voldragen musici. Tegenwoordig tourt de pianiste echter rond met minder avontuurlijke muzikanten, in een constellatie die haar moet toelaten de relatie te onderzoeken tussen jazz en dans. Het gimmick van haar recent opgerichte Time Line Quartet is dan ook de aanwezigheid van tapdanser Maurice Chestnut, die weliswaar zijn vak verstaat, maar tevens bewijst waarom het tapdansen nooit een volwaardige discipline binnen de jazz is geworden. Even weinig overtuigend als zijn inbreng waren de improvisaties van contrabassist Kenny Davis, ogenschijnlijk in slaap gewiegd door de vele concerten op Allens Europese tournee met eindhalte Gent, en drummer Kassa Overall, wiens drumwerk gelukkig niet zo pijnlijk ongeïnspireerd was als dat van zijn kompaan op de bas. Allen zelf, die met grote willekeur heen en weer schoot tussen Fender Rhodes en vleugelpiano, ontroerde uitsluitend bij vlagen en hakkelde teveel standaard licks af om haar naam eer aan te doen. De passage van de uiterlijk sympathieke Geri Allen kan men dus louter afdoen als weinig bevlogen en voorspelbaar.
In het volgende nummer viel het trio nog duidelijker terug op voorspelbare ingrediënten. Kassa Overall drumde een veilige, strakke partij bij elkaar zonder al te veel fantasie en daarop deden de drie overige leden hun ding. Opnieuw bediende Allen zich van grote accenten; het nummer culmineerde dan ook logischerwijs in een climax bereikt door steeds luider te gaan spelen. De standard 'Lover Man' mocht bassist Kenny Davis openen, een muzikant die de hele avond lang grossierde in gebrek aan coherentie tot zelfs totale inspiratieloosheid. Allen verloste hem uiteindelijk uit zijn lijden met een zeer droge lezing van het thema, waarna opnieuw alle aandacht naar Chestnut ging, deze keer iets uitbundiger met zijn lijf bewegend dan anders. In het daaropvolgende 'A Drummer Song' kreeg Overall terug de aandacht, die degelijk, maar nooit verbluffend drumde. Ook dit nummer werd gaandeweg onderuit gehaald door Allens veel te concrete improvisatie, waarbij haar harde touché uiteraard niet bijdroeg aan de beoogde intimiteit van deze compositie. Als laatste stuk voor de pauze werd vervolgens weer eens gedialogeerd met Chestnut, waar de pianiste deze keer wel een aardige improvisatie aan kon vastknopen.
De indrukken die zullen bijblijven, zijn echter onherroepelijk negatief. De clichématige formules waarmee het pianotrio een volledig concert dacht te kunnen vullen, waren ook tien jaar geleden reeds achterhaald. Allen is kortom ter plekke blijven trappelen en heeft wellicht alleen nostalgici kunnen ontroeren met haar te gefragmenteerde, onpersoonlijke geluid. Hier en daar schermde een tikkeltje inspiratie door, maar dergelijke momenten waren er te weinig. Maurice Chestnut, een van de acteurs achter de pinguïns uit 'Happy Feet', tilde het geheel op zijn beurt niet naar een hoger plan, om de simpele reden dat de constructie pianotrio aangevuld met tapdanser, amper muzikaal verrijkend werkte. Allen mag gerust nog eens komen afzakken naar Gent, maar dan graag met een geluid dat, ondanks haar liefde voor conventies, fris en geïnspireerd klinkt.