Wie het Hagen Quartett bezig hoorde in de Gentse Miryzaal op 4 oktober zal het bevestigen: de noblesse en absolute vanzelfsprekendheid van hun samenspel in een zoektocht naar de absolute schoonheid lonen nog steeds. Geen grote gestes, maar een aristocratische speelhouding; geen hardheid of expressieve overdrijvingen, maar een gepolijst klankbeeld en evenwicht. Wat Goethe zei over het strijkkwartet, dat hem deed denken aan een goed gesprek tussen vier intelligente mensen, lijkt op het lijf geschreven van de Hagens. Goed voor superieure kamermuziek in ijzersterk repertoire. Bril af en diepe buiging!
Het repertoire op het programma leende zich echter wel tot een beetje buitensporigheid: Beethovens strijkkwartetten waren het terrein voor de componist om zijn muzikale revoluties in te ontketenen. Dit was al zo in de zes strijkkwartetten uit zijn vroege periode, waarbij hij voornamelijk door ritmische spitsvondigheden een heel ander gevoel creëerde dan in hetgeen daarvoor door Haydn en Mozart was geschreven. Maar het meest gekend is wel de baanbrekende weg die hij in zijn vijf laatste strijkkwartetten ging. De taal is hier ongekend intens, vaak geconcentreerd rond een langzaam deel, zoals de variatiereeks uit het twaalfde strijkkwartet. Dat een snijdende aanpak tot op het bot van de partituur rendeert, kon men horen in de integrale cd-opname van het Artemis Quartet, maar dit was niet de weg van de Hagens. Het meesterlijke opus 127 ontstond bij hen vanuit dezelfde aanpak die zo rendeerde in hun opname van de Mozartkwartetten. De intuïtief doorvoelde muzikale lijn verbond zich met een weten in de muziek tot een absolute topuitvoering.
