Het Britse ensemble Icebreaker beweegt zich in de entourage van het Amerikaanse Bang on a Can. Van dezelfde naambekendheid kunnen ze nog niet genieten. Het zal dan ook voor veel bezoekers een kennismaking met dit twaalfkoppig ensemble geweest zijn.
“Meer voor hetzelfde geld”: het is een devies dat zelden wordt bovengehaald, maar de muzikanten van Icebreaker wilden graag een uitzondering maken. Wat werd aangekondigd als een uitvoering van Brian Eno’s ‘Apollo’ werd een concert in twee delen, waarvan het eerste het “gewone” luik was: drie stukken uit het Icebreaker repertoire, muziek waarmee het ensemble op cd en podium naam gemaakt had.
Het contrast met het aangekondigde ‘Apollo’ kon niet groter zijn. Tegenover de zwevende ambient pakte Icebreaker in het eerste deel uit met strak uitgewerkte composities die het moesten hebben van de muzikale precisie van de uitvoerders. Conlon Nacarrows ‘Study #2B’ in een arrangement van bandleider James Poke (zoals te horen op Icebreakers ‘Cranvian Pavement’) was met een duur van slechts enkele minuten het vlotste stuk van de eerste set. Met veel plaats voor (weliswaar hoekige) melodieën, een levendige ritmiek en wisselende kleuren denderde het kleinood voorbij als een ideale opwarmer.
Anders lagen de kaarten bij de langere werken: ‘Cheating, Lying, Stealing’ van de Amerikaan David Lang (ook geen onbekende in de discografie van de groep) en ‘Disposable Dissonances’ van de Ier Donnacha Dennehy. Bij deze twee stukken verschoof de focus richting de repetitieve muziek. Op de uitvoeringen was weinig aan te merken: accuraat, gebalanceerd en met gevoel voor nuance. Helaas hadden deze stukken niet het tintelende van John Adams, noch de duidelijk volgbare processen van Steve Reich, waardoor ze heel afgebakend, maar ook wat onverschillig klonken. Dynamische contrasten waren duidelijk niet de hoofdbekommernis van de componisten, wat vooral het ruim een kwartier durende ‘Disposable Dissonances’ minder verteerbaar maakte.
Niet dat de trein in één richting op de sporen gezet werd en doorliep. Dennehy zorgde voor haakse ritmes en kleine verschuivingen, waarbij het muzikale metrum kleine schokjes kreeg. Het stapelen van laagjes zorgde hier en daar ook voor knikjes in het verloop, maar ze waren niet van die aard dat de muziek opgestuwd werd. Het gevolg was dat ‘Disposable Dissonances’ en ‘Cheating, Lying, Stealing’ bij een eerste confrontatie klonken als stukken die net zo goed vijf minuten korter als tien minuten langer hadden kunnen duren.
In het tweede deel van het optreden veranderde het klankbeeld volkomen. De muziek van Brian Eno’s ‘Apollo’ (1983) werd oorspronkelijk gemaakt als soundtrack bij ‘For All Mankind’, een documentaire van Al Reiner die uitsluitend bestond uit beeldmateriaal van de verschillende Apollo-vluchten. Ter ere van de veertigste verjaardag van de eerste maanlanding arrangeerde de Zuid-Koreaan Jun Lee op vraag van Brian Eno zelf het werk voor Icebreaker. De originele bezetting van elektronica (Brain en Roger Eno) en pedal steel (Daniel Lanois) werd herschreven voor twee dwarsfluiten, twee rietblazers, accordeon, twee keyboards, accordeon, viool, cello, elektrische gitaar, basgitaar, percussie en opnieuw lap steel, een rol die bij Ice Breaker vervuld werd door BJ Cole.
Na een korte toelichting van James Poke en BJ Cole werden de beelden gestart: fragmenten van een toespraak van John F. Kennedy en shots waarin de gigantische afmetingen van de lanceerinstallatie duidelijk werden, zorgden voor een haast jongensachtig avontuurlijke sfeer die het mogelijk maakte de (later volgende) overbekende beelden van de maanlanding opnieuw te zien als een echte belevenis.
De muziek sloot aanvankelijk mooi aan bij de quasi magische sfeer, maar gaandeweg verdween het mysterie. Door de composities te spreiden over de verschillende instrumenten werd het klankbeeld opengetrokken, maar verloor de muziek ook aan compactheid en vooral warmte. Toch was snel en permanent duidelijk dat Jun Lee meer gedaan had dan het louter transcriberen van de originele muziek. De volgorde van de stukken werd gewijzigd en meer dan eens verliet hij het exacte pad om vrijer met het materiaal om te gaan. Hier en daar slaagde hij er bovendien in om de wazige ambient sfeer over te zetten op grotendeels akoestische, live gespeelde instrumenten. Vooral het laten spelen van een zelfde noot door verschillende instrumenten, maar dan net niet exact gelijk, gaf de muziek het broodnodige, zwevende karakter.
Minder gelukkig waren de stopplaatsen: begrijpelijk vanuit de fade outs die in de originele opname zitten, maar ze braken wel de continuïteit. Het aaneenschrijven van de verschillende stukken had dit kunnen voorkomen. Dat daarmee de coördinatie tussen beeld en geluid noodzakelijker en complexer zou worden, spreekt voor zich, maar dat het haalbaar is, hebben veel ensembles en muzikanten (zelfs van een minder niveau) de afgelopen decennia reeds bewezen.
Een ander nadeel van de sferische verwerking van het materiaal door de arrangeur was het verwateren van het profiel van de originele tracks. Uiteraard bleven de zwevende melodie van ‘An Ending’ (waarmee de film en het concert mooi en verstild neergelegd werden), het poppy ‘Always Returning’, de countrywals ‘Weightless’ en stukken als ‘Silver Morning’ en ‘Deep Blue Day’ heel herkenbaar. Niet zelden speelde BJ Cole daarbij een centrale rol. Andere stukken uit het origineel verloren echter hun profiel, waardoor ze onderling inwisselbaar werden. De kleine motiefjes en herkenningspunten zweefden los rond in het geluid, maar verloren hun samenhang, wat de muzikale spanning uiteraard niet ten goede kwam. Een probleem dat niet vergoelijkt kon worden door de beelden, noch het conceptkarakter van het optreden.