Dit optreden is het tweede in de reeks gewijd aan "roots and grooves", waarin het Hammondorgel mag schitteren. Een waardevol concept zo blijkt, want een groter verschil met de groovy set van het Smith-Cuber Quartet – het eerste optreden in deze reeks – van 5 november kan je je moeilijk voorstellen. Waar Lonnie Smith de sound van het Hammondorgel en de groove centraal stelt, gaat het Larry Goldings eerder om het samenspel binnen een traditionelere jazzcontext. Smith is een orgelist die toevallig jazz speelt, terwijl Goldings als jazzmuzikant even toevallig Hammond speelt. Twee visies … twee totaal verschillende concerten.

Dat het trio van Goldings als blok sterker naar buiten komt heeft te maken met de specifieke karakteristieken van de muzikanten en met de manier van samenspelen op zich. De klanken van de gitaar van Peter Bernstein en het Hammondorgel van Goldings passen zo goed samen dat je soms de indruk hebt dat de som van deze instrumenten een nieuwe sound genereert. Vooral wanneer ze unisono thema's voorstellen valt deze symbiose op. Deze sensatie is enkel en alleen mogelijk omdat beide muzikanten een gelijklopende benadering van het materiaal hebben, waarbij het lyrisch aspect een belangrijke plaats inneemt. Voor hen is de groove duidelijk minder belangrijk dan het ontwikkelen van solo's, het vertellen van een, voor het publiek goed te volgen, verhaal.

Bij Bernstein vertaalt zich dit in een haarfijne intonatie en articulatie, waaraan elke vorm van effectbejag vreemd is. Dat zijn sound traditioneler is dan deze van Michael Powers bij Lonnie Smith, wordt ruimschoots gecompenseerd – mocht dit voor iemand nodig zijn – door de bij wijlen onwaarschijnlijke lyriek die hij aan de gitaar weet te ontlokken. Bij Goldings een gelijkaardig verhaal: vrijwel geen rauwe akkoordblokken, maar wel melodische lijnen die tijdens solo's de kans krijgen zich te ontwikkelen, waardoor de muziek tot een glasheldere opbouw komt.

Wanneer Goldings dit eerder traditionele pad verlaat is het effect dan ook des te groter. De bij momenten bevreemdende klanken die hij – al dan niet met behulp van bijkomende elektronisch middelen – uit het Hammondorgel weet te halen, doen soms eerder denken aan hedendaagse laptopelektronica dan aan eender welke geluiden uit de jazzwereld. De timing en het gevoel voor opbouw waarmee Goldings ze aanwendt zorgen er echter voor dat ze nooit ongepast of opdringerig overkomen.

Naast de klankverwantschap tussen Bernstein en Goldings is het samen opbouwen van nummers en solo's een ander element dat bijdraagt tot het opvallend coherente geluid van dit trio. Vaak zijn er in de verschillende solo's opeenvolgende plateaus te onderscheiden die toenemen in intensiteit. Opmerkelijk hierbij is dat het doorschakelen naar een hoger plateau niet alleen gebeurt door de solist, maar dat de overige leden van het trio deze overstap volgen of zelfs hiertoe aanzetten. De interactieve spanning die zo opgebouwd wordt, werkt inspirerend voor elk lid van het trio en levert muzikaal de spannendste momenten op. De rol van drummer Bill Stewart is wat dit betreft essentieel. Zijn hoekige speelstijl en vaak verrassende accenten leveren een ideale basis waarop Goldings en Bernstein uitgenodigd – verplicht? – worden steeds een stapje verder te gaan.

Als geen ander weet hij zijn stempel op het optreden te drukken, zonder daarbij de andere muzikanten te beknotten in hun vrijheid. Door zijn schijnbaar ongelimiteerde technische mogelijkheden slaagt hij er moeiteloos in de drums te gebruiken als een volwaardig medespeler in het muzikale discours dat ontwikkeld wordt. Hij wil en kan duidelijk meer doen dan enkel een beat vasthouden, en benadert zijn rol evenzeer melodisch als ritmisch. Dankzij het rijke klankpallet dat hij uit de drums weet te halen kan hij probleemloos de thema's van de nummers meespelen met Bernstein en Goldings en tijdens hun solo's fragmenten uit deze solo's overnemen. Naast deze subtiele verschijningen is hij ook opvallender aanwezig in het geluid. Zo presteert hij het om op het in vijfkwartsmaat geschreven "Jive Coffee" botweg even een vierkwartsgroove neer te gooien, en kan het niemand ontgaan dat hij in "The Acrobat" doodleuk circusgewijs door het nummer komt paraderen met een strak marsritme.

Dat deze verrassingen niet zorgen voor een versnipperd klankbeeld is het mooiste bewijs dat het trio er in slaagt binnen een vrij traditioneel kader toch opvallende en originele wendingen te nemen. Of hoe drie muzikanten kunnen klinken als één … of als vier … Kijk, daar ben je als luisteraar niet zo vlug uit. Dat het Goldings Trio beter scoort dan onze nationale voetbalploeg mag wel duidelijk wezen, al zullen de tv-kijkende thuisblijvers daar liever geen verslag over uitbrengen.

Meer over LARRY GOLDINGS TRIO feat. Peter Bernstein


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.