Voor de promotie van hun cd moesten Loren Stillman & Bad Touch het niet meer doen. ‘Like a Magic Kiss’, het eerste en voorlopig ook laatste album van de groep, dateert al uit 2008. Veel prijzen en eindejaarslijstjes vallen daar niet meer mee te scoren. Toch nam de groep de moeite om de oversteek naar Europa te maken, waarbij ze ook de legendarische Hnitahoeve aandeden.
Pretentie kon de muzikanten niet verweten worden. Tijdens de pauze lieten ze de artiestenloge voor wat die was en bleven ze tussen de bezoekers aan de bar hangen. Die bezoekers maakten daar dankbaar gebruik van om een woordje te wisselen met de muzikanten, iets waar de muziek van het viertal wel aanleiding toe gaf.
Vooral in ‘Move’ leek de ene muzikant de schaduw van de andere. Bovendien zat de balans tussen de verschillende instrumenten goed, waarbij vooral Poor en Versace er duidelijk op letten om de zuiver akoestisch spelende Stillman niet te overspelen. Dat belette de twee niet om zich duidelijk te amuseren achter de rug van hun chef. Geregeld was te zien en te horen hoe ze elkaar allerlei muzikale verrassingen doorstaken. Tegen deze soms plagerige achtergrond bleek gitarist Nate Radley een eerder stabiele factor die zijn pretbeleving beperkte tot een monkelende glimlach, maar hier en daar het spelletje van zijn collega’s wel meespeelde.
De beweging in de groep en de composities lieten een gezonde muzikale ambitie horen die, op enkele slordigheden in het begin van het optreden na, knap gerealiseerd werd. Dit viel niet alleen op in de gezamenlijk uitvoering van de occasioneel ritmisch scherp geprofileerde thema’s, maar ook in de manier waarop de nummers van de ene setting in de andere belandden.
Vingerdik werd het er echter niet bovenop gelegd. Van explosiviteit kon Bad Touch niet beschuldigd worden. De algemene aanpak had eerder een ingehouden cool karakter, zonder te blijven hangen in een gespeelde bescheidenheid, laat staan geneuzelde pietluttigheden.
In ‘Bad Touch’, dan toch nog de afsluiter van de eerste set, was daar nog geen sprake van. Met een samenspel dat op het eerste gehoor de cohesie had van los zand, zorgden Stillman en zijn collega’s voor een opvallend spannend slot met een hoekige ritmiek in het hoofdthema en Versace die zijn Hammond deed klinken als een vintage boordcomputer uit het Star Trek-tijdperk. Diezelfde Versace en zijn partner in crime Poor zorgden onder de solo van Radley voor een stevige energieontwikkeling die door de gitarist vakkundig genegeerd werd. Te gemakkelijk moest het duidelijk ook weer niet.
De tweede set begon met het elan van de eerste, maar halverwege verdween de rek. Waar in ‘Holiday of Unnumbered Tears’ en ‘The Brother’s Breakfast’ het loslaten van de metriek of het vrij laten zweven van de thema’s nog aangevuld werden met een elkaar aanporrende Versace en Poor, konden de latere nummers de aandacht veel moeilijker vasthouden. Pas naar het einde van de set trapten de vier nog eens gezamenlijk het gaspedaal in: een zeldzaamheid in het hele concert en te laat voor de tweede set die tegen dan al aan het kabbelen was. In het bisnummer ‘Gnu’ mochten tenslotte de melodisch en ritmisch vreemd gekrulde lijnen nog eens hun opwachting maken en vloog het deksel nog eens even van de energiedoos. Een leuk slot van een concert dat veelbelovend begon, maar naar het einde toe iets te veel inzakte om onvergetelijk in het geheugen te blijven hangen.