Als John Zorn saxofonist Mars Williams typeert als “someone who takes pleasure in the sheer act of blowing the horn”, dan kletst hij niet uit zijn nek. Wie Williams op deze lp ‘Boneshaker’ bezig hoort, denkt waarschijnlijk eerder aan een gretige midtwintiger dan aan een 57-jarige muzikant die gespeeld heeft met Kurt Elling, Billy Idol of het funky Liquid Soul. Wie beter luistert, hoort echter een maturiteit, een souplesse en een muzikaal verhaal waarin kracht zoveel meer is dan louter volume.

In de openingstrack ‘What Doesn’t Kill You’ is het meteen raak: no-nonse vrije improvisatie waarbij een Williams die er duidelijk zin in heeft geschraagd wordt door een even potente als elegant bewegende Kent Kessler op bas en vooral drummer Paal Nilssen-Love die er in slaagt groovy te spelen zonder in een vaste groove te zitten.

Dat het ook met een calorietje minder kan, is te horen in ‘Beauty of Sadness’ en ‘Sticky Wicket’. Vooral in het eerst nummer klinkt het trio intiemer en bedachtzamer, met duidelijke sporen van melodie en de gestreken, zangerig atonale bas van Kessler. Nilssen-Love laat ook veel ruimte voor zijn collega’s waardoor ‘Beauty of Sadness’ een heel andere sfeer krijgt dan het binnen-zonder-bellen van ‘What Doesn’t Kill You’.

‘Sticky Wicket’ laat dan weer een Boneshaker horen dat investeert in geluid, waarbij de (opnieuw) gestreken bas van Kessler en de sopraansax van Williams klinken als in een analoog jaren ’50 elektronicaexperiment. Nilssen-Love neemt veel vrijheid zonder het geheel kapot te meppen, waardoor er drie evenwaardige lagen te horen zijn, tot Williams zich hyperbeweeglijk op de voorgrond werkt met een solo vol kleine effecten en een overdaad aan ongetemd speelplezier.

De kroon op het werk komt er met ‘Hostilities in Progress’, met een kwartier de langste track van de lp, waarin aanvankelijk voluit de kaart van Williams getrokken wordt. In enkele minuten geeft hij een verbluffend caleidoscopisch beeld van de expressieve mogelijkheden van de tenorsax. Van tweestemmige stroomstoten naar heel beweeglijk spel, grote toonhoogtecontrasten, sporen van melodie, grootse zangerigheid, piepen en krijsen geeft hij een demonstratie van zijn technische en muzikale kwaliteiten zonder patserig of brutaal te worden.

Het begin van het tweede deel is voor zijn collega’s die met hun levendige ritmiek de muziek tot een even fysieke als muzikale prestatie maken, waarbij Nilssen-Love het voortouw neemt, gesteund door walking bass-referenties van Kessler. Wanneer Williams de twee vervoegt, doet hij dat met een thema dat het achterneefje van Colemans ‘Lonely Woman’ lijkt te zijn. Dat diezelfde melodie op het einde nog eens terugkeert, maakt duidelijk dat “zomaar wat doen” niet aan Boneshaker besteed is. Het is dan ook niet voor niets een trio klasbakken dat klinkt als drie jonge honden met de muzikale levenservaring van oude wijzen.

Meer over Boneshaker


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.