Debussy en Poulenc zijn niet meteen componisten die men op het zelfde concertprogramma zou verwachten. De persoonlijkheden en stijl van beide Franse componisten – impressionist Debussy en neoclassicist Poulenc, die een generatie later leefde – zijn grondig verschillend. Maar wat ze deelden, was een liefde voor Franse barokmuziek, waarop vele van hun werken gebaseerd zijn en een gevoel voor ondeugende muzikale humor. Die humor zit bij Debussy vaak beter verborgen dan bij Poulenc, voor wie ironie en zelfspot bijna een stijlkenmerk waren maar zal in de werken die de Franse cellist Jean-Guihen Queyras hier voorstelt, niemand ontgaan. Dit cd'tje is opgebouwd rond de cello sonates van beide componisten, die van Poulenc uit 1948 en die van Debussy uit 1915.

Debussy schreef zijn cello sonate als deel van een onafgewerkt project om zes sonates voor verschillende instrumenten te componeren, een beetje in de stijl van wat achttiende-eeuwse meesters deden. Een voor Debussy zeer klassiek, helder muzikaal gedachtegoed overheerst. Het tweede deel, getiteld 'Sérénade' is een parafrase van Spaanse gitaarmuziek en Jean-Guihen Queyras houdt de cellopartij dan ook heerlijk grillig, met vele exotische pizzicati en arabesken. Hij laat zijn instrument zingen zoals weinigen het hem zouden nadoen in de finale.

Poulencs cellosonate bezit, zoals zovele composities van deze componist, een bedrieglijke eenvoud maar is een van zijn werken die nog het meeste ruimte laat voor lyriek. Ook de nuchtere, zelfspottende Poulenc moest in deze cellosonate afrekenen met de erfenis van de romantiek, zodat de ritmische openingsfiguur in het eerste deel al snel plaats maakt voor brede, meer zangerige melodieën. Elke snelle passage, zowel hier als bij Debussy, wordt met een benijdenswaardige accuraatheid uitgevoerd, zodat elk snel nootje uitstekend verstaanbaar blijft.

De 'Suite Française', een bewerking voor cello en piano van toneelmuziek die Poulenc in 1935 schreef en die zich baseert op oude Franse barokmuziek, bewijst hoe goed beide muzikanten, Queyras en pianist Alexandre Tharaud zich in dit genre muziek thuis voelen. Tharaud lijkt deze Poulenc al eeuwig in zijn vingers te hebben zitten. Hij verstaat de kunst om deze soms uiterst eenvoudige en niet zelden wat kinderlijk naïeve muziek, toch een ernstige allure mee te geven. Hij tovert een rijke klank uit zijn piano in delen als het 'Bransle de Champagne', die de oude melodieën waardoor Poulenc zich liet inspireren ernstig en respectvol naar voren brengt.

Enkele kleinere werkjes maken de cd af. Debussys wals 'La Plus que Lente' haalt zo de trage, typisch Parijse wals voor de geest. De 'Bagatelle en ré mineur' van Poulenc klinkt zo expressionistisch als Poulenc ooit zou klinken, met slaande akkoorden in de piano, dissonanten en een bijtend sarcasme dat aan Prokofiev – Poulencs tijdgenoot en 'enfant terrible' van de klassieke muziek - doet denken. Queyras zet alle ongewone speeltechnieken waar Poulenc om vraagt bovendien nog eens extra in de verf. De 'Sérénade', ook van Poulenc is een transcriptie van een lied voor bariton en piano, een triestig rustpunt op deze doorgaans vrolijke cd. Debussy sluit de plaat af met twee kleine gelegenheidswerkjes: het dromerige maar niet overdreven trage 'Scherzo' is een van zijn vroegste composities net als het zangerige 'intermezzo', waarvan de composities geïnspireerd werd na een lezing van de Duitse dichter Heinrich Heine.

Dit is een erg knappe combinatie van werken, waarbij Debussy weinig dubbelzinnig als classicistisch componist wordt bekeken en Poulencs muziek – die zo vaak wordt uitgevoerd alsof het om een louter ironisch spel met zichzelf gaat – een zeldzame allure meekrijgt. Zeker de moeite waard dus voor wie deze minder bekende cellomuziek in een prachtige uitvoering wil ontdekken.

Meer over Claude Debussy, Francis Poulenc


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.