De "reservoir dogs" van het actuele kwartetwezen: cooler dan het Quatuor Ebène worden ze zelden gemaakt. Perfect gekostumeerd en met een elan alsof ze de wereld allang hebben veroverd, zouden buitenstaanders kunnen denken dat Virgin Classics inmiddels een boysband onder contract heeft. Niets is echter minder waar: kwaliteit primeert nog altijd bij de dochtermaatschappij van EMI en daar zal niemand die deze opname in handen krijgt aan twijfelen. Nochtans werd het kwartet de voorbije jaren niet altijd serieus genomen, zeker niet toen ze jazzy uitstapjes ondernamen, zich lieten omringen door frêle zangeressen en zelfs even als tapijt fungeerden voor de Joodse jazzpianist Yaron Herman. Het Quatuor Ebène houdt echter niet van oogkleppen, meer is er niet aan de hand. Ze laten zich niet leiden door wat nu eenmaal van een kwartet wordt verwacht en doen gewoon hun ding. Zo namen ze in 2011 Mozart onder handen op zoek naar dissonanten met een album getiteld 'Dissonances', en kort geleden verschenen de Fauré-kwintetten met Eric Le Sage als pianist. Dat ze dit repertoire in hun vooralsnog korte bestaan voor een tweede keer vastleggen, betekent dat dit kwartet klemtonen durft leggen en de minder evidente keuzes niet schuwt. Allicht daarom spelen ze op hun laatste cd het enige strijkkwartet van Fanny Mendelssohn, een stuk dat – door diegenen die het al kennen, en dat zijn er niet veel – sterk ondergewaardeerd wordt. Het probleem met die partituur is echter dat de grote klassebakken haar nooit in de rekken deden belanden. Nu het Quatuor Ebène dat wel deed, staat het werk binnenkort misschien op menig concertaffiche.
Over de verhouding tussen Felix en Fanny Mendelssohn is al veel geschreven. Speculaties doen zelfs sneller de ronde dan historisch gefundeerde bevindingen. Los van alle theorieën is geweten dat broer en zus quasi als tweelingen werden opgevoed. Ze bleven elkaar erg intiem aanschrijven en droegen elkaars oordeel over bijvoorbeeld muziek of beeldende kunst hoog in het vaandel. Zoals dat soms gaat met kinderen die samen opgroeien, deelden ze hetzelfde wereldbeeld en dezelfde ideeën. Het verhaal wil dat toen Fanny stierf, Felix een deel van zichzelf voelde wegkwijnen. Kort na Fanny's dood liet ook hij het leven, inderdaad nadat een merkwaardige droefenis zijn correspondentie en gesprekken te neer drukte. Mendelssohns vroege dood (de man werd slechts 38 jaar oud) stond echter niet in de weg dat Felix nog een afscheid aan zijn zus op papier zette: zijn zevende strijkkwartet, het zesde voor wie het eerste zonder opusnummer niet meetelt. Latent getekend door Schuberts 'Der Tod und das Mädchen' is het een artistiek vaarwel: geen adieu in het reine met haar dood, maar een laatste kreet in een graf dat langzaam met aarde wordt opgevuld. Vier delen lang laat het Quatuor Ebène de strijkers knarsetanden, alsof een gebit moet stukgebeten worden op dit uit marmer gehouwen repertoire. De opname is ronduit adembenemend, van een virtuoze ontzetting die naar adem doet happen.
Minder intens geconcipieerd zijn Felix' tweede kwartet en Fanny's enige. Hoewel Felix zich over de arbeid van zijn zus nogal gereserveerd uitliet, is het een werk met prachtig thematisch materiaal en laat het vermoeden dat Fanny een intellectueel vrijbuitster was die zich minder academisch en meer emotioneel tot de muziek verhield dan haar broer. Met diens tweede strijkkwartet, dat het Quatuor Ebène doelbewust aan dat van Fanny linkt, deelt het een schatplichtigheid aan Beethoven. Niets in Mendelssohn wilde het genre echter zo drastisch hervormen als zijn oudere en dove collega. Veel meer was Mendelssohn immers iemand die in contact stond met zijn tijdgenoten en muziek schreef voor hen, terwijl Beethoven zich naar eigen zeggen richting toekomst oriënteerde. Dat betekent echter niet dat Mendelssohn op heden als een bestoft genie moet worden bestempeld. Het Quatuor Ebène doet deze muziek immers recht door ook nu weer plankgas te geven, zonder de overkoepelende esthetiek ook maar een moment in het gedrang te laten komen.
Als er iets bestaat als "overinterpreteren", dan klinkt het misschien zoals het Quatuor Ebène hier. Extremen opzoekend, wild spartelend maar altijd terugkerend naar een loepzuiver schoonheidsideaal zullen sommigen misschien beweren dat deze registratie naar nieuwlichterij ruikt. Dat is absoluut een te verdediging mening, maar voor elke tegenstander zal het Quatuor Ebène ongetwijfeld dubbel zoveel voorstanders hebben. Voor klassieke romantiek kan worden verwezen naar de uitstekende integrale opname van de Mendelssohn-kwartetten door het Emerson String Quartet; wie erudiet gedoseerde actie wil, zal echter zweren bij deze vier Fransozen.