Les Musiciens du Louvre-Grenoble bestaan in 2012 precies dertig jaar. Het ensemble, opgericht door inmiddels wereldvermaard dirigent Marc Minkowski, vergaarde in de tussentijd een gerenommeerde reputatie als orkest thuis in het Barokke en classicistische repertoire, maar de laatste jaren kijkt het nog steeds jong aandoende orkest steeds meer over de zogenaamde muren van de verschillende tijdsvlakken heen. Deze Berlioz-opname bewijst dat Minkowski inmiddels niet meer terugdeinst om met zijn Grenoble-kompanen rasechte romantiek aan te pakken. Geen evidentie natuurlijk, want hoewel Berlioz' beroemde 'Symphonie fantastique' pas dateert van 1830, bestaat er eigenlijk consensus over het feit dat de componist met dit werk zijn tijd ver vooruit was, om diverse redenen die hier niet ter zake doen. Kortom: wie Berlioz aanpakt, kan zich daarbij gemakkelijk bedienen van het excuus dat het progressieve harmonische kader een grote bezetting en een eigentijds instrumentarium toelaat. Minkowsi kiest echter ook hier voor authentieke instrumenten, wat de lezingen van deze werken soms halvelings duur te staan komt voor wat de intonatie betreft. Die zit namelijk niet altijd helemaal perfect en bepaalde clusters komen niet krachtig genoeg naar voor. Anderzijds laten de historische instrumenten een enorme wendbaarheid toe, die Minkowski, vooral in 'Harold en Italie', laat culmineren in een massieve orkestklank, waarin de afzonderlijke componenten fijngevoelig blijven klinken. De voor de hand liggende Berlioz-bombast en alle bijhorend effectbejag blijft dus achterwege, in wat uitstekende uitvoeringen zijn die stuk voor stuk aanbeveling verdienen.

Het eerste werk op deze cd is Berlioz' tweede symfonie, ook nu weer geschreven met een bepaald programma. De componist dacht met gemengde gevoelens terug aan zijn verblijf in de Villa de Medici na het winnen van de Prix de Rome op relatief jonge leeftijd, maar de sfeer van het Italiaanse landschap liet hem niet los. Hij verwerkte zijn ervaringen aan de hand van het personage Harold, wiens omzwervingen men in de dikwijls wilde orkestpartij terugvindt. Het werk kwam tot stand op vraag van Paganini, de vioolvirtuoos en componist die een Stradivarius altviool op de kop had kunnen tikken en een concerto of solowerk wilde om het meesterlijk artefact te laten schitteren. Berlioz waarschuwde Paganini dat hij niet de meest geschikte kandidaat was om die compositie te schrijven, maar zijn collega volhardde in de boosheid en besteedde de opdracht toch aan Berlioz uit. Toen Paganini een eerste schets zag, was hij echter misnoegd over de vele rusten die de altviool had, en blies hij het project af. Berlioz ging echter verder en voltooide het werk zonder een echte glitterrol voor de altviool in gedachten. De partituur is er veel evenwichtiger door en heeft effectief het aanschijn van een symfonie, veel meer dan van een concerto. Het verhaal gaat dat Paganini werkelijk verbluft was door het eindresultaat, maar helaas het werk nooit kon uitvoeren wegens zijn vroegtijdige dood. Bij Minkowski mag Antoine Tamestit, publiekslieveling en allicht ook de meest gerespecteerde altviolist van dit moment na Tabea Zimmermann (zijn lerares), de solopartij vertolken, en hij doet dat verfijnd, warmbloedig en nergens opdringerig.

Even diep en zangerig klinkt mezzo-sopraan Anne Sofie von Otter in 'Les Nuits d'été', zes liederen die Berlioz oorspronkelijk voor klavier en stem schreef, om ze later te bewerken voor orkest met zes verschillende zangers in gedachten. Tegenwoordig wordt het stuk meestal om praktische redenen door één solist uitgevoerd. Von Otter nam het werk reeds op in de jaren '90 onder James Levine, en de verschillen zijn opvallend: haar stem heeft inmiddels aan objectieve kwaliteit ingeboet, maar de diepere, meer doorleefde en eerder fragiele klank van dit moment past deze sensitieve liederen uitstekend. Tot slot plaatste Minkowski het schijfje overvol door ook nog een solopassage voor von Otter uit 'La Damnation de Faust' toe te voegen, met name het beroemde verhaal 'La roi de Thulé', dat ook terugkeert in Gounod's 'Faust'. Dit is een aangenaam extraatje bij een verder heel geslaagde en doorleefde opname.

Naïve, het vaste label waarbij Minkowski en zijn Musiciens du Louvre-Grenoble opnemen, zorgde bovendien voor een zacht geprijsde, maar uitstekend gedocumenteerde en vormgegeven editie, met mooie verwijzingen naar de schilderkunst bovendien. Dit in combinatie met de uitstekende opnamekwaliteit, zorgt ervoor dat Minkowski's laatste album een nieuwe standaard voor dit repertoire zou kunnen zijn.

Meer over Hector Berlioz


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.