Officieel worden de complete Brahms-liederen bij label Hyperion niet aangekondigd als zijnde een cyclus opgebouwd rond schitterend liedbegeleider Graham Johnson, maar wetende dat de pianist voor het eerste volume uit deze serie samenwerkte met mezzo-sopraan Angelika Kirchschlager en voor het volgende met sopraan Christine Schäffer, moet men stellen dat Johnson van zijn label de vrijheid kreeg de allerbeste vocale interpreten van dit moment te contacteren inzake een integrale opname van Brahms' liederen. Het was het enorme Schubert-project dat Johnson wereldwijd op de kaart zou zetten: met een veertig cd's tellende uitgave voerde Johnson alle bewaard gebleven Schubertliederen uit en tevens werd aan de hand van drie bonuscd's de muziek van Schubert geconfronteerd met die van tijdgenoten. Johnson is dus niet louter begaan met de muziek zelf, maar even goed met de historische context waarin werk van belangrijke componisten tot stand is gekomen. Een enorme inhoudelijke kennis koppelt de pianist telkens weer aan technische volmaaktheid en een ultieme toewijding aan de partituur, die zijn opnames van de laatste jaren haast stuk voor stuk in pareltjes veranderden.
Christine Schäfer, zelf bekend geworden als interprete in Mahler en Schönberg onder Boulez, werd een beetje het slachtoffer van de radicale keuzes die de dirigent maakte. Bij Deutsche Grammophon genoot ze bovendien nooit totale opnamevrijheid, waardoor ze zich nog niet echt kon profileren als vooraanstaande muzikante. Toch zijn haar kwaliteiten onbetwistbaar. Schäfer is geen soliste met pretenties en gesten, althans niet op cd. Al zingend zet ze zich altijd volledig in voor de partituur en aan de hand van haar fraseringen in het Duitse repertoire hoort men dat ze honderd procent weet wat en waarom ze iets zingt. Haar controle is rigide en dat maakt haar minder geschikt voor het Franse repertoire, hoewel ze in deze Brahms-liederen blijk geeft van een flair en een flexibiliteit waar bovenal de Fransen om vragen. Schäfer klinkt van nature echter eerder aan de zware kant en zeker in de vroege liederen gaat ze een dramatische aanpak daarom dikwijls uit de weg. De grootste verrassing van deze cd zijn dan ook de vroege opusnummers, waarin ze Brahms schilderachtige pianobegeleidingen naar een meer dreigend platform kan stuwen (waarbij Schäfer wel voluit moet gaan), om ze daarna terug te laten uitmonden in een onverwacht zachte epiloog. Brahms toont hierin bovenal zijn humor (het vlinderachtige 'Wie die Wolke nach der Sonne'), maar ook aan theatrale zeggingskracht ontbreekt het de nog jonge componist duidelijk niet ('Die Müllerin', met Schäfer in een glansrijke vertolking).
Doordat uit allerhande Brahms-cycli het mooiste repertoire voor sopraan werd gelicht, ontstaat een heel diverse selectie liederen. Johnson en Schäfer kozen bovendien bewust voor een chronologische ordening, met achteraan nog een aantal werken "ohne Opuszahl" (zonder opusnummer), die voor Brahms-liefhebbers menig ontdekking kan betekenen. Dankzij de strikte ordening in tijd hoort men de componist als het ware groeien. Anderzijds zullen mensen zich allicht ergeren aan de "fantasieloze" tracklist, waarin bijvoorbeeld een 'Regenlied' zonder opusnummer rechtstreeks tegenover de meer beroemde variant wordt geplaatst - het thema dat ook in de eerste vioolsonate terugkeert. Doordat Schäfer en Johnson nergens vervallen in pompeus effectbejag, kan bovendien de indruk ontstaan dat de opname te analytisch is, een opmerking die ook dertig pagina's notities van Johnson zelf kan opgekleefd worden. Inderdaad richt deze Brahmscyclus zich zonder schroom op de muziekkenner en –specialist, maar de uitvoeringen zijn duidelijk niet gespeend van emotie. Juist het ultieme evenwicht in gevoel dat sopraan en piano hier bereiken, pleit in het voordeel van deze ten zeerste aan te bevelen opname.