De Zweedse dirigent Osmo Vänskä zet, samen met het Minnesota Orchestra waar hij sinds 2003 chef-dirigent is, zijn integrale opname van Beethoven-symfonieën verder. Na bekroonde opnames van de symfonieën 4 & 5 en 3 & 8, is het de beurt aan de negende. Het werk ging in 1824 in première maar Beethoven werkte er bijna tien jaar lang aan; de eerste schetsen dateren immers uit 1815. In feite speelde Beethoven al sinds zijn jeugd met het idee Schillers 'Ode aan de Vreugde', met zijn universele boodschap van vrede en broederschap, op muziek te zetten, zoals enkele minder bekende componisten reeds voor hem gedaan hadden. Maar Beethovens idee om van deze hymne het laatste deel van een symfonie te maken, een genre dat voordien steeds puur instrumentaal gedacht was, was ongetwijfeld revolutionair, en het kostte Beethoven dus niet weinig moeite zijn symfonie een bevredigende vorm te geven.

Zoals in zijn voorgaande opnames van Beethoven-symfonieën houdt Vänskä ook hier het orkest zo licht en transparant mogelijk. Deze interpretatie van Beethovens negende is dan ook mijlenver verwijderd van meer traditionele opnames, zoals Daniel Barenboims recente integrale met de Staatskapelle Berlin, en leunt het dichter bij authentieke uitvoeringen aan. Het orkest speelt doorgaans erg droog, zonder veel nagalm, zeker in de eerste twee delen, waardoor geen enkele noot de kans krijgt te lang door te klinken. Heel veel zorg toont zich in de frasering van melodieën, in de lengte en aanzetten van afzonderlijke noten en in de balans tussen de blazers en de strijkers. Op die manier klinkt het orkest erg fris, geholpen door tempi die aan de vlotte kant liggen. In plaats van een doorwrocht en dramatisch eerste deel neer te zetten, concentreert Vänskä zich op ritmische precisie, en diezelfde precisie vindt men ook in het scherzo terug. De korte ritmische kern van dit deel is altijd goed verstaanbaar, in welke stem of in welk instrument het ook terugkomt. Ook het trage deel wordt niet te langzaam genomen, maar klinkt het comfortabel en rustig, met (opnieuw) een zeldzame aandacht voor ritme, vooral dan bij de strijkers. Het samenspel van houtblazers en strijkers doet dan weer heel solistisch aan, meer kamer- dan symfonische muziek. Bij de vocale solisten zingt tenor Daniel Norman heel lyrisch en vloeiend, maar basbariton Neal Davies gebruikt, ons inziens, in zijn recitatief dan weer teveel vibrato, waardoor hij minder accuraat gaat klinken. Het ensemble van de vier solisten klinkt dan weer uitstekend in balans en bovendien besteden niet alleen de solisten maar ook het koor veel aandacht aan uitspraak, met bijna over-gearticuleerde medeklinkers. Het resultaat is echter wel een opmerkelijk verstaanbaar laatste deel.

Als er dan een bedenking bij deze uitvoering gemaakt kan worden, dan is het dat, ondanks de ritmische precisie en alle transparantie (of misschien net daarom), het orkest zelden echt losbarst. Waar is die uitbarsting van Beethoveniaanse woede in het scherzo bijvoorbeeld, behalve dan in de harde, droge paukenslagen? Enkel in het laatste deel komt de klank van de opname pas echt open. Dat is echter maar een klein detail vergeleken met de grote kwaliteit van deze opname. Osmo Vänskä presenteert een negende van Beethoven die fris en jeugdig klinkt, en leidt zijn symfonisch orkest met een precisie en een samenspel die zelfs in kamermuziek zeldzaam is.

Meer over Ludwig van Beethoven


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.