Geen koor in de wereld is te vergelijken met het Canadese Element Choir. Dit soms meer dan tachtig zangers tellende gezelschap, dat wordt geleid door Christine Duncan, is namelijk het enige koor dat zich uitsluitend toelegt op improvisatie. Hoe zoiets klinkt was twee jaar geleden al te horen op ‘At Rosedale United’, waar het vocale ensemble de confrontatie aanging met een klein ensemble. Ook op het tweede album van The Element Choir zijn een paar instrumentalisten aanwezig, waaronder special guest William Parker.

‘At Christ Church Deer Park’ werd net zoals zijn voorganger opgenomen, daar waar het geluid van een koor het best tot zijn recht komt: in een kerk. Naar aloude koortraditie maakt ook The Element Choir gebruik van het aanwezige pijp- of kerkorgel, dat net zoals op de vorige plaat wordt bespeeld door Eric Robertson. De overige muzikanten zijn Jim Lewis (trompet), Andrew Downing (contrabas) en Jean Martin (drums).

Twee jaar geleden rees bij beluistering van het debuut van The Element Choir reeds de vraag of er eigenlijk wel toekomst zit in koorimprovisatie. Een koor is een log apparaat en functioneert niet op dezelfde manier als een instrument aangezien er geen directe verbinding bestaat tussen de musicus  (de dirigent) en hetgeen hij of zij bespeelt (het koor). Zonder partituren zijn de zangers uitsluitend aangewezen op de gebaren en instructies van de dirigent – de techniek die Duncan ontwikkelde gebruikt onder meer principes uit het zogenaamde soundpainting, de dirigeerstijl van Butch Morris en die van John Zorn in zijn Cobra-project - en improviseren met een koor heeft dan ook enkele restricties. Zo zijn vloeiende interacties tussen instrumenten en zangers erg moeilijk, tenzij de dirigent zijn koorleden voldoende vrijheid gunt. Daar knelt dan weer een ander schoentje, want te veel vrijheid binnen een verzameling van enkele tientallen zangers is dodelijk voor het algemeen overzicht.

Het spreek voor zich dat de ijzeren hand van een dirigent binnen dit concept cruciaal is en dat heeft Christine Duncan goed begrepen. Er is geen sprake van een onontwarbare knoop van tientallen zangers, het hele koor is slechts zelden samen aan het woord. Bovendien worden die momenten vooral beperkt tot effecten binnen het geheel, zoals een gezamenlijk crescendo, een ritmisch fragment of een plotse, woordeloze uithaal. Een opmerkelijke passage in dat verband vindt plaats wanneer het ganse koor unisono een trage trompetmelodie volgt, terwijl de contrabas driftig in de ondergrond woelt.

Een techniek die regelmatig wordt toegepast is het onderverdelen van de zangers in onafhankelijk functionerende groepen. Dat brengt leven in de brouwerij, zorgt voor vaart in de collectieve improvisatie en creëert bovenal ook interessante harmonische mogelijkheden, al is het maar de vraag in hoeverre het hier nog om improvisatie gaat.

Belangrijk om te vermelden is dat er op dit vijfenveertig minuten durend album opvallend veel ruimte is voor de aanwezige instrumenten. Dat komt voornamelijk door het spaarzame gebruik van de koormassa. Soms zijn slechts enkele zangers aan het woord in combinatie met trompet en bas, terwijl deze laatsten op de vorige plaat bijna louter voor begeleiding zorgden. Een teken dat Duncan zich wel degelijk bewust is van de beperkingen en valkuilen van koorimprovisatie of gewoon een opportunistisch gebruik van de beschikbare mogelijkheden?

Een album lang blijven boeien met een improviserend koor lijkt voorlopig alleszins onmogelijk zonder af en toe terug te schakelen naar een kleinere bezetting. Variëren is namelijk erg moeilijk en de verzadiging loert steeds om de hoek. Het is met andere woorden balanceren op een slappe koord, maar The Element Choir houdt zich voorlopig staande.

Meer over The Element Choir & William Parker


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.