De concerten in de Musiques Insolites-serie bleken de voorbije weken niet alleen om muzikale redenen interessant. Dankzij de buitengewone instrumenten en materialen die reeds op het podium van Les Ateliers Claus te bewonderen waren, was het aandeel van het visuele aspect tot nu toe behoorlijk groot. Met de komst van Paul Lytton en Hans Reichel, twee veteranen van de Europese vrije improvisatie, werd die trend verder gezet.

Dat het Brusselse concerthuis momenteel tijdelijk resideert in de buurt van het Noordstation heeft soms lawaaierige gevolgen. De treinen die enkele meters boven het podium denderen – Les Ateliers Claus bevindt zich in een galerij onder sporen - zullen sommigen dan wel storen, maar voor improviserende musici maken ze simpelweg deel uit van de context. De ruimte en de omstandigheden spelen in de geïmproviseerde muziek altijd een cruciale rol, zo ook tijdens de soloset van Paul Lytton. De in Londen geboren drummer/percussionist had een drukke en rommelige set-up bij – zelf noemt hij het ook wel eens  “junk” -  gaande van een leeg petflesje en blikjes tot kleine cimbalen, een bongo en enkele houten (of plastic) figuren van kikkers. Opvallend waren tevens de gigantische koebel en de opengeklapte reiskoffer (met daarin nog meer drums en voorwerpen). Naast het akoestische instrumentarium was er ook een elektronisch gedeelte, met in de hoofdrol een hoog rek vol elektronische bedrading.

Lytton ging aanvankelijk nogal willekeurig te werk. Hij maakte vage geluiden met zijn onoverzichtelijke instrumentenboel en wachtte daarbij lang op het effect van de akoestiek. Al gauw verlegde hij zijn aandacht naar het elektronica-rek, waarop enkele zogenaamde pick-ups waren gemonteerd. Dat zijn, simpel gezegd, elementen die trillingen opvangen en omzetten naar geluid. Wanneer Lytton met een strijkstok over het ijzeren rek wreef, kwam er bijgevolg een aparte klank uit de speakers tevoorschijn, naast een hele hoop analoge bliepjes. Die geluiden kon hij manipuleren met enkele voetpedalen en een mixer die achteraan stond opgesteld.

De treinen daverden nogal onregelmatig door deze eerste set van de dag en op sommige momenten leken ze zelfs een prominente plaats op te eisen in het totaalgeluid. Maar Lytton zorgde ondanks het gezapige verloop ook voor enkele onverwachte koerswijzigingen. Zo sloeg hij wel eens hard op enkele mini-cimbalen en stond hij plots recht om op een kleine gong te kletsen die hij aan een touw liet bengelen. Veel indruk maakte dat alles echter niet, behalve wanneer hij enkele flinterdunne stokjes ter hand nam om te ratelen en roffelen bovenop de opgestapelde rommel. Door constant nieuwe dingen op de hoop te gooien werd een hele mozaïek aan klanken gecreëerd. Af en toe viel er daarbij wel eens wat op de grond, maar dat werd moeiteloos geïntegreerd in het concept.

Paul Lytton (foto: Joaquim Mendes / Calouste Gulbenkian Foundation)
Paul Lytton (foto: Joaquim Mendes / Calouste Gulbenkian Foundation)

De rommelboel en het schijnbaar nogal ruw in elkaar geflanste rek van Lytton, contrasteerden sterk met de prachtige, zelfgeconstrueerde instrumenten van Hans Reichel, die erg mooi en gaaf waren afgewerkt. De Duitse gitarist begon reeds in de jaren zeventig zijn eigen gitaren om te bouwen en doet dat nu nog steeds – op zijn website staat overigens een prachtige maar wel zeer lange animatie over deze activiteiten. Maar bovenal is Reichel bekend als uitvinder van een heel eigenaardig instrument: de daxofoon, een klein houten blokje waarop een dunne houten tong kan worden gemonteerd. Deze tong word aangestreken of getokkeld, wat een klank oplevert die opvallende gelijkenissen vertoont met het timbre van een menselijke stem. De specifieke klank varieert naargelang de vorm van de lip of het hout waaruit ze is gemaakt. Bij het instrument hoort tevens nog een klein blokje, de zogenaamde dax, waarmee men de toonhoogte van het geluid kan veranderen door het op bepaalde posities op de tong van de daxofoon te drukken.

Wie dit instrument hier voor de eerste keer hoorde was ongetwijfeld aangenaam verrast. De haast vocale klanken die op de daxofoon kunnen worden voortgebracht zijn vaak namelijk onwaarschijnlijk grappig en een deel van het publiek zat dan ook voortdurend te gniffelen. Reichel deed het er ook wel een beetje voor. De geinig hijgende, snurkende, geeuwende en kreunende geluiden zorgden voor geen klein spektakel. Het hoogtepunt – alleszins het stuk dat de meeste lachsalvo’s opleverde – was een passage waarin Reichel met een mini-ventilator het lipje van de daxofoon beroerde en zo een ellenlange boerklank produceerde.

Daxofoon
Daxofoon

Het tweede deel van zijn set werkte hij af op zijn zelf in elkaar geknutselde dubbele gitaar. Eigenlijk betreft het hier een body waarop twee verschillende gitaarhalzen werden gemonteerd, elk met heel eigenaardige aanpassingen. Zo trok Reichel de fretten van de ene hals over de gehele lengte van het instrument door (zodat hij deze ook met zijn linkerhand kan bespelen) en verplaatste hij de brug naar het midden. Op die manier worden de boventonen die achter de brug weerklinken (uiteraard afhankelijk van welke kant de snaren worden beroerd) duidelijk hoorbaar. Ook tijdens het gitaargedeelte van het concert gebruikte hij de dax (het kleine houten blokje) om op de hals de toonhoogte te manipuleren. Dat leidde vooral tot troebel gepingel, wat in combinatie met simpele gitaareffecten een ijl maar grillig geluidstapijt opleverde.

Tot slot gingen Reichel en Lytton samen improviseren. Jammer genoeg voelde dat aan als een verplicht nummertje en lang hielden de twee het dan ook niet vol. Het enige wat van dit deel kan worden onthouden is dat Reichel veel breder ging op zijn daxofoon dan tijdens zijn soloset. Lytton leek daarentegen hetzelfde traject van eerder die dag af te werken, overigens zonder veel rekening te houden met zijn collega. Een afsluiter die niet had gehoeven. 

Meer over Musiques Insolites: Hans Reichel, Paul Lytton


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.