Na hommages aan W.C. Handy, Fats Waller en Ornette Coleman (met saxofoniste Silke Eberhart) richt pianiste Aki Takase haar pijlen nu op componist, pianist en bandleider Duke Ellington. Het resultaat is geen plaat met standaard jazzinterpretaties. Niet verwonderlijk, want Akase mag dan wel een hart hebben voor de traditie, ze is er niet mee getrouwd. Ze ziet haar rol duidelijk als iets meer dan louter wat opblinken en afstoffen. Al was het maar omdat dat niet nodig is met het onverwoestbare oeuvre van Ellington.

De rijke benadering van de pianiste past naadloos bij de kleurrijke composities van Ellington. De stukken op zich hebben immers alles om flexibel te zijn en zetten zo de deur wagenwijd open voor de inspiratie van Takase. Die trekt een schuif met mogelijkheden open met radicale atonale excursies die uitgeven op de herkenbare thema’s (al dan niet in swing- of hoemparitmes), om later weer te ontbinden in abstracter materiaal.

Toch wordt de muziek nergens “zwaar”. Takase waakt erover om het geluid nooit vol te stoppen en blijft ook ver weg van pianistieke egotripperij. Transparantie en natuurlijke souplesse zijn belangrijker en bovendien zorgt ze er voor dat de muzikale overgangen, hoe drastisch ook, nooit echte breuken worden.  Hoe eigenzinnig de verbeelding en werkwijze van Takase ook is, het lijkt alsof de stukken die ze onder handen neemt altijd al zo gespeeld zijn.

Dat heeft allemaal zo vanzelfsprekend klinkt, heeft natuurlijk ook te maken met de doordachte aanpak van Akase. Het is bij momenten ronduit meesterlijk hoe ze de songs demonteert om er een eigen weg mee te gaan. Zo combineert ze ‘In a Mellow Tone’ en ‘Do Nothing ‘till You Hear From Me’ niet door de stukken aan elkaar te plakken, maar door de melodie van het ene nummer te gebruiken als begeleiding van het ander. ‘I Got it Bad and That Ain’t Good’ opent ze door de verschillende noten van het thema in diverse octaven te spelen, waardoor de melodie enorm grote sprongen maakt, maar wel voelbaar aanwezig blijft. Voor ‘It Don’t Mean a Thing’ graaft ze nog wat dieper. Ze laat het stuk immers niet vertrekken vanuit het begin van de melodie, maar vanuit het antwoordmotiefje dat, in licht geabstraheerde vorm, als een zelfstandig element uitgebuit wordt.

Tot overdaad van luxe combineert Takase deze inzichtelijke weelde met haar verfijnde manier van spelen: een knappe toon, ritmisch gedecideerd zonder ook maar enige ruimte voor toevalstreffers, een heel exacte frasering en een uitgekiende beheersing in dynamiek en balans. De manier waarop ze in ‘Caravan’ onhoudbaar doorstoomt op een doorrollende riff, in ‘Take the Coltrane’ ritmische lagen gemillimeterd tegenover elkaar geplaatst of in ‘Battle Royal’ (van Ellington en Count Basie) improviseert op een razende walking bass in de begeleiding. Er zijn er niet veel die haar dit nadoen, althans niet zo zelfzeker. Al even subtiel weet ze de intro van ‘The Mooche’ donker en dissonant te schilderen. ‘Fleurette Africaine’, met die mooie harmonische ontwikkeling, houdt ze dan weer dromerige elegant, alsof het de nieuwe ballade van Adele zou zijn.

De titel ‘My Ellington’ is dan ook voor geen woord gelogen: Aki Takase speelt niet zomaar Ellington, ze eigent hem zich helemaal toe. Tot groot genoegen van de man zelf. Of toch zeker al van zijn muziek.

Meer over Aki Takase


Verder bij Kwadratuur

Verder bij Spotify
Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.