Bruckners laatste symfonie bleef bij zijn dood onafgewerkt: een lang en monumentaal uitgewerkt openingsdeel wordt gevolgd door een scherzo en een van die typische Bruckner-adagio's maar van de finale blijven niet meer dan schetsen over. Hoewel pogingen ondernomen werden om dit laatste deel af te werken na Bruckners dood en zo klaar te stomen voor een opvoering, wordt deze negende toch meestal zonder finale gespeeld, zodat de symfonie aan het eind van het adagio uiterst zacht lijkt uit te sterven.

Deze opname levert af wat een traditionele Bruckner liefhebber van een uitvoering van de Oostenrijkse meester zou verwachten: majestueuze sfeerschepping, een dirigent die alle tijd neemt om Bruckners lange delen vorm te geven en vooral een koperblazersectie die weliswaar in balans speelt maar vooral werkelijk kan overdonderen. Vooral de hoorns zijn erg prominent aanwezig op deze opname, geen sinecure want op vele andere gelegenheden moeten zij het onderspit delven tegenover trompetten of trombones.

Zachtere gedeeltes, het op deze opname nogal breed uitgesmeerde tweede thema van het eerste deel bijvoorbeeld, worden heel warm en romantisch uitgevoerd, met veel vibrato in de strijkers en lange, krachtige boogstreken. Heel mooi is ook de manier waarop sololijnen in fluit, hobo of hoorn naar voren komen, hoorbaar veel meer kwetsbaar dan de luide 'tutti' passages maar toch erg prominent en duidelijk verstaanbaar – een compliment zowel voor de solisten van het Orchestre de la Suisse Romande als voor de geluidstechnici die deze opname mogelijk maakten. Het orkest kan op stille passages, naar het einde van het eerste deel toe bijvoorbeeld, net voor het opnieuw verschijnen van het lyrische tweede thema haast onhoorbaar zacht spelen, dankzij de kwaliteit van de Super Audio CD (SACD).

Het scherzo werd echter zelden zo log en zwaar uitgevoerd. De geblokte openingsmaten lenen zich niet meteen tot een lichtvoetige interpretatie maar kunnen wel erg energiek en agressief klinken. Zelden had het hoofdthema van het scherzo echter zoveel lood in de voeten en klonk de begeleiding zo massief als op deze opname. Het 'Adagio' bewaart hetzelfde expansieve karakter van het eerste deel. Lyrische passages bezitten een bijna Weense charme, met een niet zo kleine dosis portamento in de strijkers. Een beetje meer briljantie op een van die iconische climaxmomenten in dit trage deel, dat wil zeggen, misschien iets meer prominente trompetten, had geen kwaad gekund.

Al bij al blijft dit een erg overtuigende Bruckner-opname: Janowski beheerst de kunst om deze 'kathedralen van klank' zo breed en majestueus mogelijk uit te spinnen en het Orchestra de la Suisse Romande volgt hem met een overdonderende maar beheerste 'forte' dynamiek en knappe solistische passages. Wie een scherper scherzo gewoon is blijft misschien wat op zijn honger zitten met Janowskis zware interpretatie maar de twee hoekdelen zullen voor iedereen als puur Bruckner aanvoelen.

Meer over Anton Bruckner


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.