Benjamin Britten (1913-1976) schreef muziek in zowat elk denkbaar genre maar het is als operacomponist dat hij toch de grootse bekendheid geniet. En dat is terecht want Brittens vijftien opera’s behoren tot het kernrepertoire van de twintigste eeuw. Inspiratie ervoor kwam van Brittens partner, de tenor Peter Pears, voor wie Britten de meeste van zijn tenorrollen componeerde. Pears was ook niet de enige grote musicus voor wie Britten massa’s muziek schreef: Een bezoek van de Russische cellist Mstislav Rostropovich aan Engeland spoorde Britten aan om niet minder dan drie cellosonates, drie suites voor cello solo en de vaak verwaarloosde ‘cello symfonie’ speciaal voor de Russische cellist te componeren. De Nederlander Pieter Wispelwey speelde op deze plaat de cello symfonie in, gevolgd door de eerste cellosuite, begeleidt door het Symfonieorkest van Vlaanderen.

De cello symfonie is inderdaad, zoals de naam impliceert, minder een concerto waarin de cello allerbelangrijkst is en het orkest op de achtergrond staat als wel een volwaardig symfonisch werk waarin solist en orkest gelijkwaardige partners zijn. Het laat een tamelijk modernistische Britten horen maar zelfs die modernistische Britten schrijft verbazingwekkend toegankelijke muziek, met een elan en een gevoel voor richting en ritmiek die hun gelijke in de twintigste eeuw slechts in de muziek van Shostakovich lijken te vinden.

De suites voor cello solo zijn dan weer een hommage aan Johann Sebastian Bachs suites. Britten plande er net als Bach zes maar voltooide er slechts drie. De eerste telt negen delen: drie zangerige ‘Canti’ die telkens gevolgd worden door twee snellere delen. In de manier waarop Britten de beperkingen van één enkel a capella-instrument overkomt om een continu boeiend werk te schrijven, toont hij de invloed van Bachs meerstemmigheid maar zijn behandeling van alle technische mogelijkheden van de cello is ontegenzeggelijk twintigste-eeuws.

Wispelweys faam is groot genoeg en zijn naam als een uitstekende solist (in meerdere genres) doet hij alle eer aan in deze inventieve cellomuziek. Hij bespeelt moeiteloos elk register en elke kleurschakering die Britten voorschrijft en doet een toehoorder beseffen precies hoe virtuoos Britten met de cello omgaat en hoe sterk Britten duwt tegen de expressieve en technische grenzen van het instrument. Delicate passages in de hoogte klinken speels en ondeugend in het tweede deel maar Wispelweys cello klinkt evengoed genereus en bezeten van een ijzeren wilskracht in het onverbiddelijke derde. De ‘Canti’ van de cello suite bezitten een onweerstaanbare lyriek, die tegelijkertijd kwetsbaar en genereus klinkt. Pizzicati, zoals de luit-imitatie (een eerbetoon aan Engelse renaissancemuziek?) in de ‘Serenata’, het vijfde deel van de cellosuite, worden trefzeker en met zorg gevormd en klinken net lang genoeg door.

De cellosymfonie is fijnzinnig geschreven muziek en krijgt in haar begeleiding een minutieuze uitvoering mee. (Hout)blazers zijn aanwezig met vingervlugge trekjes en soepele figuraties maar dringen zich nooit op: het blijft de cello die aan het eind van de dag heer en meester is van de symfonie maar het orkest spreidt onder leiding van Seikyo Kim, haar kersverse nieuwe chef-dirigent een heerlijk zachte en tot in de puntjes verzorgde loper voor Wispelwey uit.

Een warmer pleidooi voor Brittens cellomuziek is moeilijk denkbaar. Pieter Wispelwey geeft de cellosuite en de symfonie meesterlijk gestalte en stelt twee uiterst gevarieerde, moderne maar toegankelijke werken voor.

Meer over Benjamin Britten


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.