Verkeerd begrepen worden door de wereld – de eeuwige vreemdeling die zich nergens thuis voelt. Eén worden met de natuur. De 'Wanderer', altijd op zoek, nimmer de rust gegund. Wie kent ze niet, deze romantische clichés? De liederen van Schubert zitten er vol van: de geïdealiseerde kunstenaarspersoonlijkheid, samengesteld uit elementen die enorm veel zeggen over de tijd waarin de gedichten en toonzettingen geschreven werden. Het vaakst worden de beroemde liederen van Schubert opgevoerd in hun respectievelijke cycli, zoals 'Winterreise' en 'Schwanengesang'. Een aantal composities die de grotere bundels niet haalden, blijven zo vaak onderbelicht. Daarom is het bijzonder interessant wat tenor Werner Güra en zijn vaste begeleider Christoph Berner onder de noemer 'Wilkommen und Abschied' aan repertoire hebben geselecteerd. Louter beroep doen op obscure liederen had wellicht een wat vervelend recital opgeleverd, en dat begrepen de twee zelf ook goed. Bijgevolg kozen ze ervoor meer beroemde stukken naast enkele van hun persoonlijke (eerder obscure) favorieten te plaatsen. Maar levert dat een consistente cd op, zo zonder rode draad? Ook wat dat betreft deelden de twee de mening van niet. Daarom concipieerden ze hun negentien liederen tellende album als een reflectie op het romantische denken. Wat is een romanticus nu eigenlijk, in literair-muzikaal opzicht? Ze raken daarbij natuurlijk de clichés aan, maar gaan ook verder. Het duo vertaalt de romantiek naar vandaag: is de romanticus van tegenwoordig niet evenzeer een zoeker, iemand met een constante heimwee naar elders? Of om het met Peter Altenberg te zeggen: iemand die de eenzaamheid het sterkst voelt onder de mensen...?
In de hedendaagse uitvoeringspraktijk ziet men niet zelden pogingen om oude muziek te actualiseren. Wat dat betreft kan men verwijzen naar Mark Padmore en Paul Lewis, die heel recent nog drie meesterlijke Schubert-opnames maakten voor Harmonia Mundi. Güra en Berner willen hun interpretaties echter veel meer historisch kaderen. Dit uit zich niet alleen in de keuze voor een historisch instrument, een vrij zachte pianoforte (een Rönisch uit 1872, bewust een iets jonger instrument met meer finesses), maar ook in hun collectieve aanpak. Lewis en Padmore hadden bijvoorbeeld de neiging elkaar veel meer als tegengestelde polariteiten af te tasten, terwijl dit duo meer synergistisch te werk gaat. Daarnaast maken Güra en Berner de liederen niet groter dan ze zijn: ze blijven heel dicht bij de dichterlijke betekenis van de woorden en gaan op die manier alle pathetiek behendig uit de weg. 'Wilkommen und Abschied' mist misschien een verpletterende catharsis, maar daar hebben de twee musici ook niet naar gestreefd. In plaats van te intensiveren, wordt de opname gaandeweg immers meer ingetogen en verstild. Ook dat is een mooie opbouw, waar de luisteraar heel wat mee kan. Het recital is immers abstract-programmatisch opgevat als een verhaal rond ouder worden, in chronologische volgorde. De eerst nog kinderlijke protagonist groeit op, van een nieuwsgierige kleuter tot een adolescent die denkt de wereld aan te kunnen. Daarna exploreren Güra en Berner meer de introspectieve kant van de romanticus: wat betekent het te leven, te lijden?
Een dergelijk parcours houdt voor een uitvoerder een enorme uitdaging in. Güra wordt immers verondersteld zowel de stem van het kind als de berusting in de nakende dood te kunnen veruitwendigen. De tenor heeft daar niet de minste problemen mee: over ruim een uur tijd maakt dit recital een heel natuurlijke, ongedwongen beweging. Met enkele uitstekend gekozen escapades legt Güra overigens extra klemtonen in het recital, waardoor 'Wilkommen und Abschied' niet zomaar een kabbelend programma is waarbij de luisteraar wat kan indoezelen. Dit is artisticiteit op het hoogste niveau, door een van de beste zangers van dit moment en begeleid door een niet minder intrigerend pianist.