De uitvoering van Mahlers eerste monumentale werk ‘Das Klagende Lied’, waarin volgens Nederlands muziekdocent Leo Samama de kiem ligt van Mahlers volledige oeuvre, vormde dit jaar een van de hoogtepunten van het voorbije concertseizoen. Vooral dàt het werk werd opgevoerd was een memorabel gegeven, want op de avond zelf ontgoochelden het Muntorkest en haar dirigent Hartmut Haenchen nogal. Dat had volgens insiders alles te maken met de ‘Parsifal’ die quasi simultaan liep, waardoor de beste kopers van de Munt verstek hadden gegeven voor ‘Das Klagende Lied’. Toen het orkest echter twee jaar eerder in BOZAR de zesde symfonie van Mahler had opgevoerd, liet muziekdirecteur Peter De Caluwe wel alle beste muzikanten aanrukken. Het resultaat verscheen onlangs nog in de ICA Classics-serie, die televisie-opnames uit deze en de verleden tijd opnieuw onder de aandacht tracht te brengen. Dat men daardoor Mahler kan ontdekken in een op en top Belgische uitvoering door een van de beste orkesten van dit land, is natuurlijk een prachtig gegeven.

Hartmut Haenchen kan zich echter niet meten met de grote dirigenten die dit repertoire eveneens onder handen namen en nemen. Naast de versies van mensen als Bernstein, Sanderling, Kubelik, Tennstedt of Barbirolli mist de ‘Tragische’ bij Haenchen wat draagkracht in de eerste twee delen. Mahler zelf had te verstaan gegeven dat het zwaartepunt van zijn symfonie in de finale lag, maar Haenchen lijkt dat te letterlijk te nemen. Voor zijn degelijke, propere versie van het ‘Allegro energico, ma non troppo’ kan men vallen, omdat de “ma non troppo”-component duidelijk niet aan de gematigde Haenchen is voorbij gegaan. Het ‘Scherzo – Wuchtig’ kan de dirigent als complex kluwen echter niet aanschouwelijk maken en deze symfonie lijkt in deze uitvoering dan ook pas echt tot leven te komen vanaf het sublieme derde deel, met aansluitend een luisterrijke visie op het slot. In het ‘Andante moderato’ wil Haenchen niet te klinisch klinken en het Muntorkest bewaart er een mooi evenwicht tussen zeemzoeterigheid en innerlijke stuwing zonder blikken of blozen. In de ‘Finale: Allegro moderato’ komt daar dan opnieuw de zwaarte bij – de componist die zichzelf, volgens het programma, teloor ziet gaan – wat bij Haenchen echter niet uitmondt in bombastisch effectbejag. Wel blijft het geheel in een strikt ritmisch kader klem zitten en komen kopers en strijkers zelden tot een warme samenklank, problemen waar bijvoorbeeld Boulez met zijn recente opname bij Accentus niet op stootte.

Uit bovenstaande kan overigens afgeleid worden dat Haenchen heeft geopteerd voor de oerversie van de partituur, waarin het ‘Scherzo’ voor het ‘Andante’ zou komen. Musicologisch bestaat er twijfel over de volgorde waarin Mahler zou hebben gewild dat de delen werden opgevoerd, maar via een oerdruk zou men nu met zekerheid kunnen zeggen dat Mahler de versie van deze dvd had gewild en deze ook enkele malen zo heeft uitgevoerd. Het evenwicht tussen het zware slotdeel en de voorafgaande melancholische beschrijving, zorgt in ieder geval voor een groot gevoel van harmonie dat in omgekeerde volgorde wel eens durft ontbreken.

Terugkerend naar de prestatie van dirigent en orkest moet men stellen dat deze interpretatie zijn sterke punten heeft, zoals het complexloze karakter dat Haenchen uit delen drie en vier laat schijnen, maar helaas maakt hij de verwachtingen in de eerste delen niet volledig waar. Wel klinkt het Muntorkest over de hele lijn bijzonder accuraat, wat deze opname in de Franse pers al een Diapason d’Or opleverde. Of dat terecht is kan men bediscussiëren, maar een genietbare Mahler is dit als totaalpakket zeker en vast, ook dankzij de mooie regie waarin men Haenchens bijna aristocratische aanpak ten overstaan van het orkest mooi geïllustreerd ziet.

Meer over Gustav Mahler


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.