Ocharme de interpreet die plots een partituur krijgt voorgeschoteld waarin "achter elke noot een hele wereld van noten verscholen ligt die niet worden gespeeld, alleen gevoeld". Hoe begint een mens een dergelijk werk uit te voeren? In een muziekopleiding leert men doorgaands spelen wat er op een partituur staat – wat tussen de regels moet gelezen worden, dient een uitvoerder zelf emotioneel te investeren. Wie dat kan, heeft zogeheten "talent voor muziek". Hoe gevoelloos de muziek van György Kurtág en György Ligeti aan de oppervlakte ook lijkt, het zijn componisten waarbij de echte complexiteit er niet in schuilgaat de muziek gespeeld te krijgen, wel om de gecomprimeerde schriftuur die er staat, een menselijke betekenis te geven. Altvioliste Kim Kashkashian houdt zich al haar hele leven met moderne en hedendaagse muziek bezig en richt haar blik niet voor het eerst op Kurtág en Ligeti. Bij ECM werd ze zowat de verpersoonlijking van het actuele altvioolgeluid, een positie die ze voor haar laatste opname binnen de New Series nog een keer mocht bewijzen. Duidelijk is dat ze zich niet als een vis in het water doorheen het repertoire wil begeven: ze verleent grote ernst en gewicht aan wat ze speelt, met bijna mystieke uitvoeringen tot gevolg, waaruit wel degelijk blijkt dat beide componisten van Hongaarse bodem een schrijnend verhaal te vertellen hebben.
De Ligeti-altvioolsonate bleek de laatste jaren niet bepaald onpopulair. Geneviève Strosser maakte een forse opname, Antoine Tamestit ging op zoek naar diepe poëzie in de buik van het werk en Tabea Zimmermann, wiens naam de componist bovenaan twee van de zes delen schreef, voert het werk na bijna twintig jaar nog altijd op met een intensiteit alsof haar leven er van af hangt. Een vraag is met welke ingesteldheid het stuk moet worden benaderd: als een diabolisch-virtuoze opgave die door zijn confrontatie van uitersten de toehoorder in een beweging moet overweldigen, of eerder een meer gefragmenteerd totaalpakket aan ideeën dat zich bedachtzaam ontvouwt, en waarin de magie zich niet via kracht probeert te openbaren, maar veeleer via klank? Kim Kashkashian trekt duidelijk de tweede kaart: het 'Hora Lunga', waarmee de sonate opent, heeft bij haar inderdaad iets van een nooit eindigend moment, niet zozeer een contemplatieve oase, maar een zeer nadrukkelijk zich verder slepen doorheen de tijd. Op die manier lijkt Kashkashian te graven onder datgene wat er staat, richting de wereld achter de noten. De titel van het segment vat ze als het ware op als een opgave: inderdaad wordt de luisteraar de tijd gewaar wanneer men haar dit eerste deel hoort spelen. Ook in de andere delen, hetzij 'Loop', 'Lamento' of 'Chaconne chromatique', gaat Kashkashian voorbij aan de eigenlijke noten door zeer bewust de titels in de praktijk te brengen. Alles bij elkaar speelt ze haar Ligeti merkwaardig accuraat, alsof ze de partituur niet probeert te laten transcenderen en dat ze precies daardoor toch transcendeert.
Even paradoxaal is het gesteld met Kurtágs 'Signs, Games and Messages' ('Jelek, játékok és üzenetek', voor wie een mondje Hongaars spreekt). De man schreef cycli voor solo hobo, fagot, klarinet, fluit, viool, cello, contrabas en dus ook altviool. Het betreft hier negentien korte, cryptische kreten in het duister: het kortste amper een halve minuut, het langste nog geen vijf minuten. Voortdurend lijkt Kurtág het materiaal dat wordt aangereikt in twijfel te trekken, het te herformuleren voor het volledig is uitgesproken, iets te herkauwen waartoe enkel nog maar een aanzet werd gegeven. Zijn boodschappenreeks lijkt op een gestotterde toverformule, die, precies omdat ze zich zo in horten en stoten openbaart, nooit kan worden vervoltooid. Kashkashian blijft echter de moeite investeren om elk van de segmenten op zich een intensief karakter te geven, zonder daarvoor met bokkensprongen naar tegenstellingen op zoek te gaan. Ondanks Kurtágs wel erg abstracte taal ontstaat op die manier een plattegrond waar de luisteraar in kan verdwalen: merkwaardig, betoverend en enigmatisch.