Het kerstfeest is een van de belangrijkste feesten in het Christendom en het is weinig verrassend dan dat kerstmuziek prominent fungeert in het oeuvre van Johann Sebastian Bach. Naast het 'Weihnachtsoratorium' componeerde Bach een kleine twintig cantates voor gebruik tijdens de adventstijd en de eerste en tweede kerstdag. Die cantates (BWV 36, 40, 57, 61, 62, 63, 64, 65, 91, 110, 121, 122, 123, 132, 133, 151 en 191) worden hier in een zesdubbele cd-box voorgesteld door de Gächinger Kantorei en het Bach-Collegium Stuttgart onder leiding van dirigent Helmuth Rilling.
De opnames zijn al behoorlijk oud en dateren van tussen 1970 en 1982. Ze werden dus gemaakt toen de Bach-revolutie onder impuls van mannen als Nikolaus Harnoncourt of Gustav Leonhardt nog in haar kinderschoenen stond en vertegenwoordigen dus de toen heersende smaak en kijk op Bachs muziek. Dat wil zeggen dat, met de schitterende, recente opnames onder leiding van Herreweghe, Suzuki, Gardiner of Koopman in het achterhoofd, deze zes cd's soms aanzienlijk gedateerd kunnen overkomen. Dat ligt aan de vrij grote bezetting bij de strijkers en een (naar normen van de vandaag heersende authentieke uitvoeringspraktijk) vrijelijk gebruik van vibrato, wat voor een diffuse, wollige klank zorgt en ook aan de voorkeur voor soms al te trage, magistrale tempi die Bachs slanke muziek een zin voor symfonisch drama mee proberen te geven die het niet altijd zo goed kan verdragen.
Maar goed, dat zijn zaken die men moet accepteren gezien de tijd waarin de opnames gemaakt werden. Dus hoe brengen orkest, koor en solisten het er intrinsiek van af? Wel, eigenlijk zeer goed. De Gächinger Kantorei is - en blijft ook tegenwoordig nog steeds – een schitterend koor en dirigent Helmuth Rilling verzamelde een aantal indrukwekkende instrumentale solisten rond zich. Deze kerstcantates bevatten dan ook een aantal stevige instrumentale partijen voor hobo, trompet of hoorn die zeker op moderne twintigste-eeuwse instrumenten niet altijd voor de hand liggen maar de solisten (met grote namen als fluitist Peter-Lukas Graf, hoboïst Ingo Goritzki of hoornist Johannes Ritzkowsky) van het Bach-Collegium Stuttgart brengen het er over de hele lijn goed van af.
Zo komen delen als het openingskoor in Cantate 62 ('Nun komm, der Heiden Heiland') gepast magistraal en met de nodige tragiek over. Het openingskoor van de gelijknamige cantate 61 klinkt dan weer wat teveel als een romantische Mendelssohn, met lang uitgesponnen lijnen en dramatische strijkers dan als een strakke, beknopte en barokke Bach. Glorieuze passages die onderstreept worden met trompetten en pauken hadden in een uitvoering op authentieke instrumenten wellicht wat meer energie meegekregen maar de meer gezapige, bredere uitvoering die hier voorgesteld wordt is ook niet zonder charme, zoals de zware openingskoren van cantate 63 en 110 bewijzen. Recitatieven overtuigen vaak minder. Voor klavecimbel werd weliswaar gezorgd maar de continuocombinatie van klavecimbel , cello en contrabas klinkt vaak al te zwaar en te weinig gefraseerd en wat in essentie een gesproken tekst is soepel genoeg te doen klinken.
De vocale solisten zijn niet steeds van hetzelfde niveau. Terwijl Philippe Huttenlocher als bas erg goed en wendbaar overkomt, brengt iemand als tenor Aldo Baldin, vanwege de moeite die hij nodig heeft voor Bachs acrobatische tenorpartijen het er wat minder goed van af. Wat een verschil is dit dan met de verstaanbare, verhalende manier van zingen van tenor Adalbert Kraus! Vooral de vrouwelijke solisten gebruiken aardig wat vibrato, wat hun lezing van Bachs muziek naar hedendaagse oren wat overdreven romantisch doet klinken. Sopraan Arleen Augér doet het echter erg goed met een heldere en zuivere lezing van de sopraanpartijen in BWV 36, 132, 63, 57, 121, 64 en 133, met als hoogtepunt misschien de aria 'Ich wünschte mich den Tod' uit cantate 57. Julia Hamari leest de altpartij van onder meer cantate 63 dan weer met een stem die beter in een Wagneropera thuis hoort en zwaar en ronduit karikaturaal klinkt, met vette portamenti tussen de noten.
Dus hoe houden deze dertig- tot veertig jaar oude opnames nu stand? Hoewel deze Bach bij momenten wat romantisch, wollig, geaffecteerd, noem het hoe men wil, kan klinken, blijven dit technisch en muzikaal erg sterke uitvoeringen met schitterende instrumentalisten en (grotendeels) knappe vocale solisten. Bovendien vormen Bachs kerstcantates een uiterst gevarieerde en blijvend boeiende muzikale wereld, waarin eindeloos nieuws te ontdekken valt.