Dit tweede volume in een reeks met vroege pianomuziek van Johannes Brahms focust op twee van zijn drie pianosonates. De sonates voor klavier van Brahms zijn alledrie vroege werken: Brahms gaf ze de opusnummers 1, 2 en 5 mee, wat een gedurfde zet was van een componist die gekend stond om zijn bescheidenheid en zich in weinig andere genres snel aan de voorbeelden van oude meesters waagde. Maar met zijn drie sonates gaat Brahms direct de confrontatie aan met Beethoven: in de structuur van zijn eerste sonate en in het gebruik van toonaarden spiegelt Brahms zich aan Beethovens 'Waldstein' en 'Hammerklavier' sonates. De derde sonate lijkt meer toekomstgericht, met haar ongewone vijfdelige vorm maar ook hier is Beethovens geest niet veraf, met een verholen citaat uit diens vijfde symfonie bijvoorbeeld.

Pianist Hardy Rittner houdt zich aan een strikte interpretatie van Brahms' muziek en wordt daarbij sterk geholpen door de doorzichtige, hamerende klank van zijn Bösendorfer, een instrument uit het midden van de negentiende eeuw en precies het soort van piano waarvoor Brahms deze vroege werken zou geschreven kunnen hebben. Hij geeft nauwelijks nagalm en Rittner gebruikt zijn pedaal dan ook erg spaarzaam, wat een hoogtepunt zoals het aan het eind van het eerste deel van de eerste sonate voorkomt toch aardig overzichtelijk houdt. Eindnoten zijn niet het soort van orkestrale slagen die enkele seconden lang briljant blijven schitteren nadat de pianist zijn vingers ontspant maar sterven vrij snel uit, stoppen op sommige plaatsen zelfs vrij abrupt.

Binnen Brahms' drie pianosonates is de eerste heroïscher dan de nadenkende, ingetogen derde sonate en Hardy Rittner trekt dan ook vol enthousiasme ten strijde in deze eerste sonate, met snel en vurig uitgevoerde eerste en derde delen. Ritmiek is niet zomaar iets wat boven een melodie gemonteerd wordt, maar elke syncope, elke hemiool, iedere afwijkende en opvallende figuur wordt stevig in de verf gezet.

Dat wil niet zeggen dat deze sonates niet hun momenten van intimiteit kennen en de droge klank van Rittners oude instrument, die noten vroeger laat uitsterven leent zich uitstekend tot de verlaten, magere momenten die in de langzame delen van beide sonates zitten. Bovendien is op die manier geen ruimte voor al te veel pathos en bombast in Rittners uitvoering. Wat frasering en ideeëngoed betreft voelt deze Brahms dan ook heel klassiek aan, muzikaal uitgevoerd en ten volle gebruik makend van de unieke klank van de oude Bösendorfer waarop ze gespeeld wordt en geïnterpreteerd in de geest van Beethoven en zelfs Mozart (in de langzame delen), iets waarmee Brahms zelf zich beslist tevreden zou kunnen stellen.

Meer over Johannes Brahms


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.