Warner Classics geeft een hele reeks integrale opnames uit: van Bruckner, Beethoven of Brahms symfonieën en allemaal met Daniel Barenboim als dirigent. Deze zes cd's werden opgenomen met de Staatskapelle Berlin en het koor van de Duitse Staatsopera.
Barenboim brengt een gangbare uitvoering, degelijk en zonder veel verrassingen. De werken werden over een tijdspanne van twee maanden opgenomen, wat kort is, en dat zorgt voor een egale opnamekwaliteit, anders dan wanneer losse uitvoeringen samengebracht worden tot één verzamel-cd. De Staatskapelle Berlin doet zijn best om een compacte, kleine klank te verkrijgen, die aan kamermuziek moet doen denken, en daar slagen ze vaak goed in. De vrolijke tweede en uitbundige zevende symfonie bijvoorbeeld worden erg goed gespeeld, vurig en snel. De laatste delen van beide symfonieën, voorbeelden van Beethovens bruuske manier van schrijven, overweldigen de luisteraar met hun plotse gemoedswisselingen en luide uitbarstingen. De bekende pastorale zesde symfonie daarentegen klinkt hier werkelijk rustiek, over het algemeen gezapig, niet te snel en vriendelijk. Vooral het trage deel, met imitaties van vogelgeluiden in hobo, fluit en klarinet springt in het oog, omdat Barenboim een vlot tempo in de muziek houdt, niet te traag maar nooit gehaast. En het is in het meer subtielere werk, rustig of minder rustig, dat dit Duitse orkest op zijn best is: de vrolijke vierde bijvoorbeeld, met zijn scherzo karakter, wordt hier heel mooi en verzorgd uitgevoerd. Hoewel deze Beethovens dus elegant zijn gespeeld, zijn er toch een aantal dingen die onduidelijk gelaten zijn. Een frappant voorbeeld zit in het menuet van de achtste symfonie: Beethoven laat opzettelijk een passage ontsporen, met trompetten die vlot een tel te laat, na de houtblazers invallen, wat een erg chaotisch effect moet geven. Jammer genoeg zijn deze (moderne) trompetten wat sterker dan die van tweehonderd jaar geleden, en de andere blazers wat zwakker, waardoor dit effect in het water valt. En op die manier gaat er in veel luide passages detailwerk verloren.
Tussen de eerste acht symfonieën en de negende ligt een periode van tien jaar en een immens stijlverschil. Terwijl Beethoven met zijn humoristische achtste voorgoed van de klassieke symfonie afscheid neemt, slaat hij met de monumentale negende nieuwe, revolutionaire wegen in. Barenboim weet dit goed weer te geven, want waar de andere werken eerder klassiek gespeeld zijn, valt deze negende hier op als een werk van Bruckneriaanse proporties. Dit wordt verklankt in de krachtige, volle (romantische) klank in blazers en strijkers. Dat soort spelen komt ook op enkele andere momenten terug en maakt die plaatsen, zoals de laatste delen van de derde en vijfde symfonie, (bewust?) bombastisch. Maar wat in de negende vooral geslaagd is, is het monumentale koorgedeelte. Barenboim weet die weelde aan emoties en stemmingen die in dit werk zitten goed te structureren, en op die manier krijgt de luisteraar nooit het gevoel dat dit half uur muziek onoverzichtelijk wordt.
Vergeleken met de 'authentieke' opnames van Roger Norrington, is Barenboims Beethoven integrale veel minder vernieuwend. Toch wordt elke symfonie over het algemeen met zorg en de nodige transparantie gespeeld. Weinig verrassingen dus, maar wel een heel degelijke uitvoering.

Meer over Ludwig van Beethoven


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.