Kwadratuur interview

Goed een jaar na haar grotendeels solo opgenomen album ‘Troops’ heeft Liesa Van der Aa een tweede album uit, al wil ze dat zelf liever niet zo gezegd hebben. Het repertoire bestaat uit de nummers van ‘Troops’ maar deze keer in een versie voor vier muzikanten en koor.

Wat begon als een soloproject van de violiste-vocaliste (en actrice) Van der Aa was de laatste maanden ook in kwartetversie te horen en neemt dus nog grotere proporties aan. Toch laat ze het solo spelen niet los. Zo was ze onlangs gedurende twee weken te horen tijdens het festival Les Femmes s’en Mêlent in verschillende steden in Frankrijk.

Was het daar eigenlijk opnieuw moeten beginnen?

Mijn plaat is daar sinds oktober uit: ik heb daar wat interviews en radio kunnen doen. De mensen wisten dus wat ze konden verwachten. Toch best wel vreemd om te zien dat het publiek voor jou komt. Dat moeten herbeginnen viel dus wel mee. Ik had er ook niet echt schrik voor. Het alleen spelen, met loopstation en pedalen, dat is voor mij de essentie, datgene van waaruit alles vertrekt en ik begin het ondertussen zowat te beheersen.

Naast je solowerk speel je ook al enige tijd met een groep in het gezelschap van Pieter-Jan De Smet, Ephraim Cielen en Arne Leurentop.

Voor mij is dat geen groep, maar een stap in het muzikale onderzoek. ‘Troops’ heb ik grotendeels alleen opgenomen. Van die nummers heb ik versies die ik solo speel en ik heb versies met drie vrienden. Die spelen graag op gitaren en dan wordt het iets rockeriger, met wat meer punch. Nu ben ik bezig met een koor, maar eigenlijk vertrekt dat allemaal vanuit het solowerk.

Foto: Marc Lagrange
Foto: Marc Lagrange
Ik zou eigenlijk eens heel beroemd en rijk moeten zijn om ‘Troops’ exact te spelen zoals het op de plaat klinkt, maar ik moet bekennen dat ik dat nooit heb opgezocht. Ik heb namelijk meteen ook versies gemaakt die ik solo kan spelen. Op de concerten die ik met muzikanten speel, zijn trouwens ook nog solostukken te horen en dat vind ik best wel fijn. Alleen ben ik het een beetje beu om alleen te zijn en dus speel ik samen met goede muzikanten die ik ook toffe mannen vind.

Voor de toekomst ben ik op zoek naar klanken die mij aanvullen of dat net niet doen. Ik heb het afgelopen jaar veel geleerd van welke weg ik moet inslaan of welke zeker niet. Voor mij is het dus niet zo dat ik nu een “band” heb, ik ben gewoon aan het overdenken wat ik wil doen. Ik ben nu bijvoorbeeld ook met barokinstrumenten en met strijkers bezig om te zien hoe ik het geluid van die klassieke muzikanten kan vervormen. Zo probeer ik door verschillende dingen te proberen aan een eigen weg te bouwen.

Heb je zelf een koorverleden?

Nee, ik heb eigenlijk nooit gezongen. Mijn zus, die in het koor meezingt en echt goed kan zingen, heeft wel in koren gezeten en zangles gevolgd. Zij was eigenlijk de zangeres thuis, maar ze is er mee gestopt terwijl ik met muziek ben verder gegaan.

Waarom heb je dan eigenlijk voor zo’n specifiek geluid als dat van een koor gekozen?

Eigenlijk wilde ik al lang iets doen met een koor en dat kwam meteen goed uit, want ‘Troops’ gaat voor mij over bombast, grootheidswaanzin als het ware en daar vond ik een koor goed bij passen. Dat bombastische zit niet zozeer in de inhoud, maar wel in de muziek met de vele overdubs. Met die overdubs kon het eigenlijk niet op. Uiteindelijk valt het nogal mee, maar toen we aan het opnemen waren, zei Boris (Wilsdorf, KVM) me dat ik toch wat moest uitkijken. Kitscherige muziek noemde hij dat dan. (lacht)

Bovendien klinkt een viool vaak al wat dramatisch en heb ik de afwezigheid van een drum opgevangen door van die houterige, marsachtige vioolklanken. Dat evolueerde naar simpele, marsachtige stukken die zowel bombastisch als melancholisch konden zijn.

Op ‘Troops’ heb ik sowieso ook zelf veel koren ingezongen van soms wel tien sporen zang en die ik wilde dat nu wel eens aan iemand anders geven. Daarnaast, en dat klinkt misschien wat raar, is alles gefilmd en ik bedacht meteen dat het een leuk beeld zou geven om plots dertig muzikanten in een studio te hebben.

Het was wel niet de bedoeling dat het koor mij zou begeleiden. Dat leek de arrangeur Peter Spaepen en mij niet zo interessant. Het koor moest eigenlijk carte blanche krijgen en zorgen voor eilandjes van koorzang in de nummers.

Het hele project is ook op een dag opgenomen, zonder repetitie. Ik heb een keer, zonder de muzikanten, de enige koorrepetitie bijgewoond, twee dagen voor we de studio in doken. De instrumentalisten en de zangers hadden elkaar nog nooit ontmoet en kenden de arrangementen ook niet. Die heb ik hen ’s nachts nog uitgelegd en de dag daarna hebben we alles ineen gestoken. Je kan je wel inbeelden wat voor een dag dat was, echt onwaarschijnlijk. Dat doe ik nooit meer. Ik ben die dag een paar keer gestorven. Maar eigenlijk mag niemand dat weten, want het resultaat mag dat niet verraden. (lacht)

Aan de beelden die gemaakt zijn, is het nochtans niet te zien.

Tja, Gilles Coulier heeft dat goed gefilmd, he… (lacht)

Die heeft zijn geld dus dubbel en dik opgebracht.

Nee, want ik heb niemand betaald. Echt waar: ik heb het allemaal gekregen en ben die mensen daar eeuwig dankbaar voor.

Bijna alle nummers van ‘Troops’ heb je opnieuw opgenomen in grote bezetting, alleen ‘Into the Foam’ en ‘Visitor’ niet. Waarom die twee net niet?

Foto: Marc Lagrange
Foto: Marc Lagrange
‘Into the Foam’ is onmogelijk om te spelen. Ik zoek nog hoe ik dat nummer live kan brengen, want voorlopig speel ik het eigenlijk nooit tijdens een optreden. ‘Visitor’ is dan weer een solostuk dat ik nog altijd speel en waar ik van vind dat iedereen er af moet blijven. Toch gaat het net dat nummer zijn waarmee we gaan beginnen op de concerten met het koor en waarin dat koor zelfs een grote rol heeft. Ik ben nogal vatbaar voor evolutie. (lacht)

Gaan de aankomende optredens dan niet klinken zoals de lp?

Nee, maar het idee blijft hetzelfde: hetzelfde koor en koorleider, maar nu gaat het koor mij meer begeleiden, los van de muzikanten. Het gaan dus eigenlijk weer nieuwe gedaantes worden van de soloversies, waarin het koor een eigen plaats krijgt.

Is het niet wat vroeg om al voor je tweede plaat met zo’n project uit te pakken? De meeste van je collega’s wachten daar wat langer mee.

Het is dan eigenlijk ook niet echt een tweede plaat, maar ik denk daar niet zo over na. Misschien zou ik dat wat meer moeten doen, ik ben namelijk niet zo tactisch. Het zou natuurlijk wel veel toffer zijn mocht ik eerst wereldberoemd zijn om dan een plaat met een koor te maken. Dan zouden er misschien meer naar luisteren, maar ik heb er nu zin in…

Ik hoop dat al die ideeën die in mijn hoofd zitten me gaan helpen om een publiek te vinden, los van die Liesa die een tweede plaat maakt en een derde enzovoort. Zo zien de volgende drie jaren er voor mij trouwens ook niet uit. Ik ben allerlei muzikale projecten aan het voorbereiden die voor mij niet alleen over een nieuwe plaat gaan, maar verder.

Eigenlijk is het ook best vreemd: in Frankrijk hoor ik blijkbaar thuis in het clubcircuit en hier heb ik ook wel in clubs kunnen spelen, maar evengoed hoor ik dat ik voor dat circuit niet zo evident ben. Hetzelfde geldt voor de klassieke podia. Het is best moeilijk om mijn plaats te vinden.

‘Troops’ heeft heel wat positieve weerklank gekregen in de pers. Had je dit ambitieuze project ook durven opzetten indien de reacties negatiever geweest waren?

Foto: Marc Lagrange
Foto: Marc Lagrange
Wat ik doe staat eigenlijk los van de reacties daarop. Ik probeer me te concentreren op wat ik wil doen. Uiteraard is het fijn wanneer er mooie kritieken komen op iets waar je hard aan gewerkt hebt. Ik heb dat ook nodig, want die dingen duwen me we wel wat verder. Al moet ik bekennen dat ik helaas vooral de slechte commentaren onthoud, maar die houden me dan wel niet echt tegen. Weet je, eigenlijk vertrouw ik al die dingen ook niet zo. Het klinkt misschien wat onnozel, maar hoe dan ook vraag ik bij elk optreden of er wat volk was en of de mensen het tof vonden.

Je schijnt ook nogal een fan van het hedendaagse muziekensemble Ictus te zijn.

Ah ha, echt onwaarschijnlijk die mannen: die behoren voor mij echt tot de wereldtop. Tijdens mijn schooljaren in Brussel ben ik ze vaak gaan beluisteren. Ik kom tenslotte ook uit die klassieke wereld, maar op een bepaalde manier ben ik die wat verloren. Als ik daarom nu in Berlijn samenwerk met het solistenensemble Kaleidoskop, valt het me op dat die gasten op de hoogte zijn van de meest vreemde ensembles, terwijl ik er wat onwetend in geworden ben. Dat is voor mij dan ook steeds een onderdompeling in iets wat ik al enkele jaren niet meer volgde, maar wat me nu wel bezig houdt.

Met Kaleidoskop werk je aan een opera. Hoe vlot dat?

Dat zijn verschillende fases waar je door moet, maar het vlot en het loont. We zijn nu acht maanden voor de première en het gaat kanten uit die ik op voorhand niet had kunnen voorspellen. Dat is goed en spannend: constant werken, herwerken, bewerken.

Om even terug te komen op die klassieke muziek: heb je de indruk dat jouw muziek gevormd is door het feit dat je viool speelt, of andersom?

Een beetje de twee. Ik heb op mijn vijfde viool leren spelen, al kan ik me niet voorstellen dat ik dat graag heb willen doen. Daarvoor heb ik er achteraf te zwaar op gevloekt, maar blijkbaar wilde ik het toen toch. Hoewel je op dat moment eigenlijk echt niet weet wat dat is. Vandaag de dag ben ik echter blij dat ik dat instrument gebruik op de manier zoals ik dat kan, dat ik er (vanuit mijn visie op het instrument) veel mee kan doen en dat ik er nog even mee verder kan. Dat ik nog steeds nieuwsgierig ben naar de klank van het instrument, ook akoestisch, los van effecten. Dat is nog een hele lange, maar toffe zoektocht.

Meer over Liesa Van der Aa


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.