Tegenwoordig kan een mens zich amper nog een voorstelling maken van hoe de stad Leningrad, het huidige Sint-Petersburg, er moet hebben uitgezien tijdens de belegering doorheen de Tweede Wereldoorlog. Uiteraard zijn daar vele geschriften over bewaard, beelden van overgeleverd en nadien films op gebaseerd, maar de situatie van een stad helemaal afgesneden van de buitenwereld blijft iets geheimzinnig, iets dat definitief tot het verleden behoort en nooit volledig kan worden teruggehaald. Een van de meest unieke getuigenissen van de door troepen omsingelde stad is de bewaard gebleven speech van Dmitri Shostakovich, op dat moment op goede voet bij het regime, die zijn stadsgenoten via de openbare omroep toesprak. Hij had net het tweede deel van zijn zevende symfonie voltooid, later bekend geworden onder de bijnaam ‘Leningrad’. De eerste drie delen schreef de componist terwijl hij in de onder vuur genomen stad verbleef, het laatste deel werkte hij af van zodra hij zich in een veiliger omgeving had gehuisvest. Omdat alle grote kunst onpartijdig is en omdat de zevende eigenlijk helemaal geen glorieus bezingen is van de troepenmacht van de Sovjets, werd de officiële ondertitel ‘To the City of Leningrad’ vervangen door het meer neutrale ‘Leningrad’: inderdaad geeft Shostakovich veeleer een schets van een door terreur geteisterde metropool dan van een geallieerdenoffensief dat de tegenstand onder de voet loopt. Misschien omwille van het onbesliste karakter van het einde van de symfonie en tevens omwille van het leed dat er erg duidelijk in naar voorkomt, konden zoveel kunstenaars, soldaten en gewone mensen zich vinden in het werk, en beschouwden ze het in de dagen van de oorlog als hun Bijbel, hun muzikaal testament. Algauw verzorgde het regime immers een opvoering in de nog altijd zwaar onder vuur genomen stad, gespeeld door een kleine kern van beroepsmuzikanten en aangevuld met jongemannen die hun wapen aan het front even inruilden voor een instrument.

Shostakovich’ in die dagen nog altijd wankele verhouding tot het regime zorgde ervoor dat hij zeer gespannen uitzag naar de dag van de première. Hij was er van overtuigd dat men het werk niet zou kunnen smaken, maar het tegendeel bleek waar te zijn. Kort daarop werd een partituur via Teheran en Casablanca uiteindelijk naar Londen gesmokkeld, van waaruit de oversteek naar Amerika niet lang op zich liet wachten. Het was Arturo Toscanini die op dat continent de creatie een eerste keer mocht laten klinken, waarna de partituur ook daar vrij snel tot het standaardrepertoire ging behoren. Nochtans is de zevende allesbehalve vormgegeven naar traditioneel model. Met een lengte van bijna anderhalf uur is het een titaan onder Shostakovich’ symfonieën. Anders dan bij de romantici, waar immense spanningen worden opgelost in paradijselijk charmante delen, om vervolgens opnieuw het materiaal zodanig te verwerken dat de elementen onderling quasi uit elkaar spatten, biedt Shostakovich nergens een dergelijke verzachtende oase aan. Zijn hele symfonie is, zoals de toestand van Leningrad op dat moment, een uitgesponnen afstotingsverschijnsel, dat uiteindelijk wel moet eindigen in vernietiging. De finale, waarin de bouwstenen van wat voorafging typisch zouden worden gelouterd, moet het stellen zonder een antwoord op de gruwel. In het monumentale slotdeel kan men misschien wel een verlossing terug horen, maar deze is niet positief geladen. De ene peniebele harmonie wordt ingelost door de andere – in een oorlogssituatie bestaat er geen tweespalt tussen goed en kwaad, maar is er alleen kwaad en kwader?

Samen met zijn Mariinsky orkest definieert Gergiev op dit eigenste moment zijn visie op Shostakovich. Dat hij tegelijk bezig is met Wagners ‘Der Ring des Nibelungen’ en bij het London Symphony Orchestra na alle Mahler-symfonieën nu met Szymanowski op de proppen komt, zegt veel over ’s mans passie voor muziek, hetzij van bekend, hetzij van minder gekend allooi. Met het Russische erfgoed heeft Gergiev altijd goed overweg gekund, weliswaar zonder het ooit stiefmoederlijk te behandelen. Op zijn registratie van de zevende schuwt de dirigent klaarblijkelijk geen enkele tegenstelling. In het ‘Adagio’ durft de man daadwerkelijk een portret te tekenen van een aan flarden geschoten stad, een radeloos volk dat de woede onderhuids voelt borrelen. De bijna groteske finale neemt Gergiev dan weer bloedserieus: onder zijn oog wordt het een erop of eronder-fenomeen, waarbij de decibels hels de lucht in worden gejaagd, zonder dat de nauwkeurigheid er ooit onder te lijden heeft. Het invasie-thema uit het eerste deel kleurt, om nog een totaal andere schakering te noemen, humoristisch en niet te zwaar op de hand. Over ruim een uur en twintig minuten zet Gergiev kortom de krijtlijnen uit voor een wereld die met zijn uiterste uiteinden aan elkaar wordt gehouden. Sardonische ironie ligt in het verlengde van totale ontreddering, en Gergiev maakt dat tijdens een live-uitvoering, inderdaad met enkele kleine imperfecties in het samenspel, gewoonweg evident. Een allesbehalve evidente krachttoer.

Meer over Dmitri Shostakovich


Verder bij Kwadratuur

Verder bij Spotify
Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.