Wetenschappelijk is er geen speld tussen te krijgen: muziek is en blijft verplaatste lucht of volgespeelde tijd. De Amerikaanse saxofonist Ellery Eskelin heeft echter in de loop der jaren bewezen dat hij deze tijd op een heel eigen manier kan invullen. Dit doet hij ook op 'Quiet Music' en hoewel niet alle tracks op dit dubbelalbum van hetzelfde niveau zijn, levert de zoektocht tussen improvisatie en notatie ook nu weer werk op dat ontegensprekelijk de signatuur van grote muzikanten draagt.

Opvallend is de melodische sound van Eskelin. Hij beperkt het overblazen tot een minimum en wanneer hij toch op of over het randje zit, houdt hij alles onder controle. Zijn smakelijke tenorsound wint zo aan lichtheid zonder te vervallen in frivoliteit. Even melodisch, maar op een heel andere manier klinkt zangeres Jessica Constable. Waar Eskelin beweeglijk en wendbaar laveert, kiest Constable voor weidse zangpartijen waardoor ze boven haar collega's uitstijgt. Haar stemgeluid staat los van de gangbare zangtradities en klinkt opvallend neutraal, een effect dat nog versterkt wordt door de onverstaanbare teksten.

De sampler van Andrea Parkins injecteert elektronische glitch, gefrutsel en onderaards gerommel in het anders zo akoestische geluid, waardoor de muziek helemaal de weg kwijt raakt tussen jazz, vrije improvisatie, hedendaagse klassieke muziek en elektronica. Het drumwerk van Jim Black helpt ook al niet bij het zoeken naar een duidelijke richting. Hij mengt zich bij voorkeur vrij-ritmisch in de debatten en als hij al eens in een groove kruipt, dan speelt hij die onstabiel, zoals de wankele, funky groove van 'Coordinated Universal Time'. Tenslotte wordt het klankenpallet van Eskelins band verder opengetrokken door de sporadische aanwezigheid van zanger-pianist Philippe Gelda.

Door de combinatie van deze vijf eigenzinnige muzikanten wordt de muziek verschillende richtingen uitgestuurd. Zo kan die in het ene nummer sensueel of speels klinken, om even later mysterieus of donker te zijn. Echt "afschrikwekkend" wordt het echter nooit, daarvoor blijft het esthetische te belangrijk, ook al gaat het hier dan om een heel eigen esthetiek.
Eskelins kwartet/kwintet bereikt op 'Quiet Music' soms een verrassend hoog niveau van samenspel: vrij en toch coherent. Toch valt er maar zelden te zeggen wat de bindende factor is tussen de verschillende muzikanten. Het gaat zelden of nooit om een groove, een melodisch ideetje dat rondgespeeld wordt of een ritme dat van de ene naar de andere muzikant gaat. Het spel van communiceren ligt bij deze groep verdoken, maar is desalniettemin ontegensprekelijk aanwezig.

Door deze heel spontaan klinkende vorm van samenspel vervaagt de grens tussen improvisatie en compositie. De muziek speelt zich vaak af in de schemerzone tussen de twee polen en neemt de luisteraar mee in dit niemandsland. De thema's van waaruit vertrokken wordt zijn dikwijls vaag en kronkelen onvoorspelbaar zonder een klassieke of duidelijke richting. Na de hoofdmelodie lijken de onderlinge verbanden tussen de muzikanten doorgeknipt te worden, waardoor de muziek smelt en verdampt. Later kan die dan weer condenseren en stollen wanneer de artiesten elkaar terugvinden in een simultaan ritme of een thema. Deze spontaan klinkende vorm van interactie is te horen in 'Instant Counterpoint', wanneer de polyfone golven steeds mooi gelijk afgebroken worden of er uit het niets momenten van muzikale overeenkomst opduiken. In 'Tomorrow is a New Day' vinden de leden van het kwartet elkaar in stevige, bij momenten metal-achtige akkoorden (al dan niet van een poppy hiphopgroove voorzien door Jim Black) die als een refrein tussen de contrapuntische passages dreunen.

Binnen dit spelidee flirten Eskelin en zijn collega's met verschillende referenties, die variëren van ijle of bevroren muziek tot een haperende dodenmars of een verzonken, atypische balladsfeer. Explicieter worden de referenties in 'Like I Say', waarin swing en folk tot de verbeelding spreken. Minder prikkelend is het slot van de track, wanneer Eskelin te weinig ideeën laat horen en in weinig boeiend en repetitief vaarwater terecht komt, een probleem dat ook opduikt in 'The Curve'.

Een van de meest opmerkelijke en onkarakteristieke nummers op de dubbel-cd is ongetwijfeld 'La Berceuse d'Angela', waarin de stem van Gelda een centrale plaats inneemt. De melodie is schatplichtig aan oude volkszangen, de serene sfeer zorgt voor een religieus koraalaureool en uitzonderlijk zijn de Franse en de Latijnse teksten verstaanbaar. In combinatie met abstracte elektronica, orgel en windgeluiden wordt echter duidelijk dat het hier niet om een stijlstudie gaat, maar om alweer een nieuwe weg voor het ensemble.

Zuiver mathematisch bekeken vormen de mindere tracks op 'Quiet Music' geen reden om te stellen dat het album beter één enkele cd geworden was. De dubbelaar bevat eenvoudigweg te veel goed materiaal om op een schijfje te persen. Bijgevolg is 'Quiet Music' een luisteravontuur waarbij af en toe een oogje dichtgeknepen moet worden voor een zwakker moment, maar dat in grote lijnen bij de Eskelin-traditie aansluit: eigenzinnig, verrassend en met respect voor de gevestigde waarden, maar niet voor de gebruikelijke cliché's.

Meer over Ellery Eskelin


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.