Over La Petite Bande is de laatste tijd in ons land genoeg te doen geweest: een negatief advies van de adviescommissie cultuur werd uiteindelijk toch afgewezen, zodat het barokensemble toch (weliswaar een beetje minder) werkingsgelden voor de komende jaren kreeg. Ondertussen zet artistiek leider Sigiswald Kuijen zijn integrale opname van Bachs cantates verder met dit achtste volume, met daarop vier cantates (BWV 13, 73, 81 en 144) voor driekoningen en de drie zondagen erna.

Wat de uitvoering van La Petite Bande apart zet, is hun beslissing om te werken met vier solistische zangers, ook voor de koorpassages en om dus slechts een zanger per koorstem aan te nemen. Die enkelvoudige bezetting klinkt mooi transparant in enkele koralen maar enkele van Bachs koorpassages verliezen zo wat magie. Zo blijven de details in Bachs harmonie in het slotkoraal uit cantate 144 goed hoorbaar maar de fugatische opening van diezelfde cantate valt een beetje licht uit. Het koraal 'Der Gott, der mir hat versprochen' uit BWV 13 klinkt sowieso machtiger met een hele sectie alten dan met een enkele zangeres zoals hier.

Wat interpretatie betreft hoort men prachtige instrumentale momenten, zoals het openingskoor van cantate 73 bijvoorbeeld, waarin een tromba da tirarsi de woorden van de titel van de cantate 'Herr, wie du willt' plechtig intoneert. Cantate 81 'Jesus schläft, was soll ich hoffen' krijgt dan weer een wat brave en soms zelfs kleurloze uitvoering mee. Dit is een van Bachs rijkere klankschilderingen, die geïnspireerd werd door de parabel van Jezus die een storm op het meer van Galilea bedwingt. De twee doorgaans wervelende aria's, voor tenor en bas illustreren de tekst, die het over een 'aufgetürmtes Meer', of over 'Schäumenden Wellen' (om de titels van beide aria's te vernoemen) heeft. Hier blijft van die klankschildering echter nog maar weinig over, de uitvoering klinkt elegant en capabel maar volledig schadeloos. De tenorsolo is even gemoedelijk qua karakter als de uitvoering in het orkest en ook Jezus' eigen stem, door de bassolist vertolkt, bezit niet het dwingende dat van die aria kan uitgaan.

De vier solisten zingen erg stijlbewust en accuraat, met een welkome aandacht voor Bachs tekst, declamatie en metrum. Sopraan Gerlinde Sämann zingt slechts een kleine rol (een enkele aria in cantate 144) maar illustreert de aanpak van het ensemble perfect, met een heldere hoogte en een verstaanbaar, goed beheerst middenregister. Petra Noskaiova neemt de altpartij voor haar rekening in een strakke en afgewerkte uitvoering. Men hoort bij haar nauwelijks enige vibrato en elke noot en elke frase klinken perfect gecontroleerd.

Tenor Christoph Genz heeft een herkenbare stem die ook op de vorige cd's uit de reeks te horen was. Hij kan passend smekend of jammerend klinken, zoals in de openingsaria 'Meine Seufzer, meine Tränen' uit de gelijknamige cantate 13. Dat past volledig bij het karakter van de muziek maar komt af en toe toch was geaffecteerd over.

Jan Van der Crabbens soepele stem klinkt zacht in het middenregister en uitstekend verstaanbaar. Het is bovendien goed om te horen dat hij hier zijn Duitse uitspraak verzorgd en elegant houdt, zoals in de wat afgemeten interpretatie van de basaria 'Ächzen und erbärmlich Weinen' uit cantate 13.

Al bij al is dit een cd met sterke en minder sterke punten. De beslissing om Bachs cantates vocaal solistisch uit te voeren valt soms meer in de smaak dan op andere momenten maar op enkele plaatsen had wat meer muzikale avontuurlijkheid bij orkest en solisten niet misstaan.

Meer over Johann Sebastian Bach


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.