Het is geen geheim dat Sir John Eliot Gardiner de muziek graag vanuit het perspectief van de gezongen traditie benadert. Zijn volledige cyclus met Brahms-symfonieën, waaraan nu als slot ook een opname met 'Ein deutsches Requiem' wordt toegevoegd, was er een van gezwinde tempi, waarbij Gardiner constant de spanning gaande hield en een zwierig spel ten gehore bracht waarin partijen contrastrijk tegen elkaar inbeukten of met polyfonische precisie verweven geraakten. In tegenstelling tot veel dirigenten, die een integrale Brahms-cyclus in een keer uitbrengen op een dubbel-cd (die vier werken passen precies op twee schijfjes), verkoos Gardiner vier afzonderlijke opnames. Cynici kunnen beweren dat de dirigent de kassa wilde horen rinkelen, maar dat is buiten het opzet van de opnames gerekend. Telkens koppelde Gardiner immers werken die op de een of de andere manier relevant waren voor Brahms aan de specifieke symfonieën. Op die manier ontstond een soort historisch kader – hoe miniem ook – waarin de symfonieën aan betekenis wonnen. Voor zijn laatste opname met 'Ein deutsches Requiem', niet te verwarren met Gardiners opname van het werk voor Philips een hele poos geleden, is dat niet anders. De dirigent gaat helemaal terug naar de kern van de polyfone schriftuur, in de gedaante van Heinrich Schütz. 'Wie lieblich sind deine Wohnungen' en 'Selig sind die Toten' zijn de twee vocale parels die als opmaat dienen tot een van Brahms' grote meesterwerken.

Men zou het koppelen van oudere werken aan een monument dat veel later in de muziekgeschiedenis komt, een nogal geforceerde ingreep kunnen noemen. Van Brahms is echter geweten dat hij de mosterd expliciet in het verleden haalde. Niet dat hij letterlijk kopieerde of citeerde, maar een kennis van de traditie was voor Brahms de basis om tot muziek te komen die de Austro-Germaanse traditie zowel kon synthetiseren als verrijken. Brahms' bestudeerde dan ook zijn leven lang partituren van voorgangers, en hij transponeerde hun werk om er zich op een inzichtelijke manier op toe te leggen. Los daarvan hoort men ook dat de muziek van de componist vaak traditioneler klinkt in vergelijking met die van tijdgenoten, die meer de vrije vorm en het uitvergrote sentiment begonnen op te zoeken. Juist daarom is het des te belangrijker om in de Brahms-uitvoeringspraktijk zo weinig mogelijk stoffig te klinken. In de kwalijke reputatie dat Brahms geen vernieuwer was een aanleiding zien om hem braaf en weinig elektriserend op te voeren, is een kunstfout. Precies daar komt dan de waarde van een figuur als John Eliot Gardiner in het spel: een dirigent die wil onderzoeken wat Brahms in onze tijd nog kan betekenen, en dit door historisch nauwgezet (maar niet slaafs) de aanwijzingen van de meester zelf op te volgen.

Qua tempi kiest Gardiner vanuit een streven naar authenticiteit vaak voor eerder snelle uitvoeringen. Dat werpt heel vaak zijn vruchten af. In 'Ein deutsches Requiem' valt dan weer vooral op hoe Gardiner in het requiem op Duitse teksten in de grond een koorwerk ziet. Dit is niet alleen naar voor gemixt in de opname, maar het vormt ook echt het hart van het werk. Dat de orkestpartijen in navolging van de emancipatie van de vocale emancipatie zowat naar de achtergrond verdwijnt, is een spijtige nevenwerking. Er dienen echter keuzes gemaakt te worden, en men kan Gardiner onmogelijk verwijten dat zijn lezing onpersoonlijk is. Precies de frisse wind die de dirigent ook nu weer doorheen Brahms laat waaien, maakt deze opname tot een pareltje om keer op keer naar terug te grijpen. De solisten, Baroklegende Katharine Fuge als sopraan (niet optimaal in Brahms) en bariton Matthew Brook (een weinig warm timbre voor deze muziek), zijn tevens een reden waarom deze opname niet de volle vijf sterren haalt. Gardiner en zijn weergaloze Monteverdi Choir bewijzen echter voor de zoveelste keer wat ze waard zijn. Indrukwekkend!

Meer over Johannes Brahms, Heinrich Schütz


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.