Pietro Locatelli wordt wel eens omschreven als een achttiende-eeuwse Paganini, omwille van zijn duivels virtuoze beheersing van de viool, iets wat zeker sporen achterliet in zijn (latere) composities: enkel Paganini's muziek, die honderd jaar later geschreven werd, zou zich wagen aan Locatelli's technische hoogstandjes, met zijn hoge posities, dubbelgrepen en snelle frases. Maar zulke virtuositeit is in Locatelli's reeks van twaalf concerti grossi op.1 (waarvan op deze cd een selectie van zes concerti wordt gepresenteerd) nog niet prominent. Enkel de finale van het vierde concerto valt op door zijn duizelingwekkende uitbundigheid. Verder brengen deze werken eerder hommage aan gelijkaardige werken van iets oudere Italiaanse meesters als Corelli en Vivaldi. De invloed van deze laatste is merkbaar in de ritmiek en duidelijk afgelijnde structuur van bijvoorbeeld het zevende concerto. Locatelli toont echter hier ook al een voorliefde voor streng contrapunt. De snelle delen uit deze vier- of vijfdelige concerti zijn niet zelden fuga's, zelfs dubbel- of tripelfuga's. Ook enkele chromatische passages, met ongewone harmonische verschuivingen, komen verrassend over. Het meest uitzonderlijke werk in de reeks is het achtste concerto, bedacht als kerstspel (de titel 'Pastorale' verwijst naar de herders uit het kerstverhaal). Maar anders dan bij Corelli is de sfeer hier introvert en contemplatief en wordt de mineurtoonaard van fa klein pas doorbroken in het laatste deel (dat Locatelli niet zonder wat ironie 'Pastorale ad libitum, obbligato con tutto il Concerto Grosso' noemde; omdat het zo hoorde zeg maar...).

Het Freiburger Barockorchester speelt deze zes werken heel secuur, met veel aandacht voor detail, maar zonder het extroverte dat bijvoorbeeld Giuliano Carmignola's recente opname met het Venice Baroque Orchestra kenmerkt. De verschillende tempi zijn met zorg gekozen en klinken, hoewel gespeend van overdreven dramatiek, steeds erg natuurlijk. Een fuga in gematigd andante tempo, zoals in concerto nr.VIII bezit een rustige, ritmische impuls die nergens voorovervalt. Bovendien is het samenspel tussen de groep solisten van twee violen, een of twee altviolen en cello (het 'concertino') en het hele ensemble (het 'concerto grosso') vlekkeloos, met fraseringen en dynamiek die helemaal gelijk lopen, zonder dat de solostrijkers zich overmatig afzetten tegen de tutti groep. Integendeel, ze spelen net als alle strijkers van het Freiburger Barockorchester volledig zonder vibrato, wat een heel heldere textuur oplevert, waarin de verschillende stemmen moeiteloos te onderscheiden zijn. Dit alles maakt deze plaat zeker de moeite waard om te beluisteren. Locatelli's complexe polyfonie wordt heel transparant en verstaanbaar gehouden, terwijl het ensemble als een man speelt, ritmisch en intonatief uiterst precies.

Meer over Pietro Locatelli


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.