Bruckners negende is zijn laatste en ook een van zijn meer gekende symfonieën, samen met nummers vier en zeven. Het is een onafgewerkte compositie: Bruckner schreef de eerste drie delen (een openingsdeel, scherzo en traag deel in een volgorde als in zijn vorige symfonie, met het scherzo op de tweede plaats) maar het vierde deel raakte nooit afgewerkt. Reconstructies van de finale bestaan, naar de schetsen die Bruckner gemaakt had maar worden zelden gespeeld. Toch beslaat de symfonie zoals hij doorgaans wordt uitgevoerd al meer dan uur, wat getuigt van Bruckners voorliefde van lang uitgesponnen, groots opgezette vormstructuren, kathedralen in klank zeg maar. In een reeks bij het Japanse label Exton/Octavia records nam het Nederlands Radio Filharmonisch Orkest dit werk op onder leiding van Jaap van Zweden.
Van Zweden pakt deze Bruckner heel klassiek aan en het orkest zet een doorgaans erg sterke interpretatie neer. Het begin van de symfonie, waarbij het eerste thema als uit de mist naar voren komt en zachtjesaan vorm krijgt heeft al mysterieuzer geklonken: Bernard Haitink nam twintig jaar geleden met het Concertgebouworkest al een veel subtielere versie op. Toch creëren de muzikanten van het Radio Filharmonisch vaak erg tedere momenten. Zo is er het tweede grote thema in het eerste deel, dat met zijn zachte toon in sterk contrast staat met de onverbiddelijkheid van de opening. Het scherzo walst luid en massief, met ijzeren vuist over de luisteraar heen. In de balans komen de pauken nogal sterk door, zoals hier duidelijk hoorbaar is maar dat stoort bij Bruckner nauwelijks. Het trio, de middensectie van het scherzo, wordt snel en vinnig gespeeld maar ook hier bestaan weer subtielere uitvoeringen van. Die van de Poolse dirigent Stanislaw Skrowascewski en het Saarbrücken Rundfunkorchester bijvoorbeeld. Knap is wel de dreigende toon van de vier tenortuba's in het trage deel – een prominente partij die erg goed uitgevoerd wordt en de muziek op cruciale passages eventjes stil lijkt te zetten. Het koper klinkt wat helder – sommigen die grote Duitse orkesten gewend zijn te horen spelen zouden zeggen 'scherp' – en dit doet het trage deel lumineus en hoopvol klinken.
Dit is en blijft een knappe uitvoering van Bruckners negende. Ook al kleurt hij binnen de lijntjes en is zijn interpretatie weinig verrassend, Jaap van Zwedens uitvoering is breed en genereus gedacht en het orkest doet Bruckners machtige muziek alle eer aan.
Meer over Anton Bruckner
Verder bij Kwadratuur
Interessante links