Van de vijftien symfonieën die Dmitri Shostakovich schreef, zijn het zeker niet de eerste die doorgaans de meeste aandacht krijgen. Vanaf de vijfde zou Shostakovich het genre echt helemaal meester geweest zijn, met verder nog als hoogtepunten de zevende, de lichte negende, de elfde en de vijftiende. Hoe dan ook is de symfonische wereld van Shostakovich er een die geen grote bekendheid geniet, tenzij binnen een specifieke niche. Het zijn heel diverse werken, waarbij de integrale opname die Mariss Jansons uitbracht bij EMI al bewees dat ze eigenlijk stuk voor stuk de aandacht verdienen. Dirigent Mark Wigglesworth, die al aan het hoofd stond van heel wat orkesten behorend tot de internationale (sub)top, deelt die mening en werkt op zijn beurt aan een complete cyclus voor label BIS. Dat resulteerde al in drie mooie opnames met de BBC National Orchestra of Wales, en zes cd's in samenwerking met het Nederlands Radiofilharmonisch Orkest. Hoewel dat collectief in de schaduw staat van haar grote binnenlandse broer, het Koninklijk Concertgebouworkest Amsterdam, is het een hoogst kwalitatief ensemble dat ook in Shostakovich, vrij obscuur repertoire, bewijst dat het gaat voor niets minder dan de perfectie.

Maar zijn die eerste drie symfonieën wel interessant genoeg om samen op een cd te plaatsen? Over de waarde van de eerste bestaat in feite consensus, hoewel ook zij zelden de affiche haalt. Het was Shostakovich' afstudeerproject aan het conservatorium van Leningrad en kan daarom nogal geringschattend worden gezien als het stuk dat de overgang markeert van de jeugdige naar de mature componist. In de symfonie kan echter geen sprake zijn van jeugdzonden: het stuk bevat de energie die veel van Shostakovich' latere muziek tevens zou kenmerken, maar ook genoeg pijn en gevoel voor lyriek, wat hier op ongewoon gecondenseerde wijze allemaal samenkomt in een werk. De eerste keren dat men het werk hoort, wordt men dan ook een duizeling gewaar, omdat de componist alle ideeën in snel tempo laat rijpen. Toch is dit geen typisch 20e-eeuwse cerebrale muziek: het is de klankwereld zelf die op de voorgrond staat en dat begrijpt Wigglesworth als geen ander. Meer dan ontleden of transparant maken stuurt hij zijn orkest het niemandsland in, waardoor zelfs de complexe invallen als intuïtief gaan aanvoelen. Dat Walter, Klemperer en Toscanini het stuk voor stuk wilden opvoeren na de succesvolle première, pleit overigens voor het feit dat dit een van de klassiekers is van de vroege 20e eeuw, of toch zou moeten zijn.

Of de tweede en derde symfonie vandaag nog moeten opgevoerd worden, durven musicologen dan weer in vraag stellen. Beide werken kwamen tot stand in het kader van opdrachten voor de Russische staat en Shostakovich gaf op latere leeftijd te kennen dat hij deze werken niet meer als waardevol genoeg beschouwde om ze aan bod te laten komen op concerten. Bijzonder interessant is echter dat de luisteraar Shostakovich kan leren kennen als de puzzelaar die hij was, iemand die met de geplogenheden de strijd wilde aangaan en de structuur van de symfonie bijvoorbeeld wilde omgooien. Zo werd de tweede, opgedragen aan de Oktoberrevolutie, eerst een symfonisch gedicht genoemd, vanwege de doorgecomponeerde vorm. Hoe de componist hier het solistische laat opgaan in een groter orkestraal kader en massieve blokken tegen spitsvondige kleinigheden afweegt, is wel degelijk fantastisch om te (her)ontdekken. Weliswaar is dit niet het meest fijnbesnaarde werk van de componist, maar vervelen doet de oktobersymfonie ook na meerdere luisterbeurten niet. Hetzelfde geldt voor de derde symfonie, deze keer geschreven in het teken van 1 mei, de dag van de arbeid. Shostakovich verheerlijkt hierin het communistische ideaal van de arbeid en wat ze in een mens aan positieve energie ontketent. Alweer in een erg contrastrijk kader – zoals in de eerste beweging, die vanuit een melodieuze klarinetlijn alweer naar gepunteerde ritmes bij kopers en repetitieve lijnen in de strijkers gaat – maakt Shostakovich het programma van de compositie hier ondergeschikt aan de dynamische explosie die de muziek eigenlijk is. De vocale slotdelen van de tweede en de derde plaatsen overigens een orgiastisch eindpunt na beide composities. Net als het Radiofilharmonisch Orkest laat het Nederlands Radio Koor zich van zijn beste kant zien. Het resultaat is een indrukwekkende opname, die drie onterecht mineur geachte werken nog een keer van onder het stof haalt en toont hoe nieuw ze, zelfs vandaag, ruim 80 minuten lang nog zijn.

Meer over Dmitri Shostakovich


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.