Een boutade: vaak is de werkelijkheid complexer dan ze lijkt. Neem bijvoorbeeld Benjamin Brittens cellosuites. De vorm suggereert dat de componist ze geënt moet hebben op het werk van Johann Sebastian Bach, wiens cellosuites een baken van bekendheid zijn binnen het cellorepertoire. Tot op zekere hoogte beantwoorden de drie cellosuites die Britten tussen 1964 en 1971 schreef ook aan het referaat naar de grootmeester van de Barok, maar de vergelijking houdt eigenlijk al op bij de vormelijke gelijkenis. Beschouwt men de tonaliteit van deze werken, dan valt immers op dat ze perfect thuishoren binnen het oeuvre van de Britse componist, die in tal van genres aan de slag ging met de "uitgebreide tonaliteit", een principe waar hij inmiddels om bekend staat. Expliciet zit er overigens meer Tchaikovsky in de drie suites dan Bach, want voor de derde van de reeks werd vertrokken van drie melodieën die ongeveer een eeuw eerder uit Tchaikovsky's pen waren gevloeid. Een laatste bouwsteen van de derde suite is een Russisch gekleurde begrafenishymne, in de volkscultuur bekend als een "kontakion". Dat Rusland een belangrijke plaats inneemt binnen de derde suite, die eigenlijk een soort variatiereeks is op de reeds vermelde citaten, is overigens geen toeval. Net als de cellosonate en de symfonie voor cello en orkest kwamen de suites tot stand als gevolg van Brittens kennismaking met de ondertussen wereldberoemde en betreurde cellist Mstislav Rostropovich.

Een consistente serie suites heeft Britten eigenlijk niet voor ogen gehad. Anders dan die van Bach, die onderling ingrijpend verschillen qua atmosfeer en algemene benadering van het melodisch materiaal, probeert Britten de cello als het ware drie keer drastisch opnieuw uit te vinden. Zo blijkt haar vermogen tot lyriek, dikwijls gepromoot als een van de voornaamste eigenschappen van de cello, slechts een aspect van een veel omvangrijker instrumentale identiteit. Ook hier past Britten overigens de kunst van het refereren toe, eens te meer naar een Russische voorganger. Wie de oren spitst, hoort een fragment uit Mussorgsky's schilderijententoonstelling langs komen. Misschien heeft Britten zijn reis naar de USSR in 1964, die zou resulteren in de suite, ook ervaren als een promenade doorheen een museum. Van beweging tot beweging lijkt Britten herinnering na herinnering op te rakelen. Indruk na indruk moet hij tijdens die reis hebben opgedaan, om pas achteraf – zoals de luisteraar de suite eigenlijk ervaart – de puzzel zo goed als in elkaar te zien vallen, zonder de vinger te kunnen leggen op de ontbrekende puzzelstukken. De tweede suite lijkt op zijn beurt zelfs bijna complementair met de eerste: deze keer geen substraat van bevreemdende indrukken en ervaringen, maar een suite die teruggrijpt naar het verleden, in een weelderig elegische stijl.

Was het uit respect voor Bach dat Britten maar half zoveel suites als zijn voorganger schreef? Of heeft hij er de tijd niet meer voor gekregen, toen hij op 4 december 1976 het tijdelijke inruilde voor het eeuwige? Daar kan over gespeculeerd worden, hoewel de melomaan op basis van de drie overgeleverde suites bijna verplicht is te concluderen dat Britten er een behoorlijk "compleet" gevoelsmatig spectrum mee heeft aangeboord. Hoe de techniciteit van de cello kan aangewend worden ten bate van haar verhalende draagkracht en reikwijdte, het zit besloten in de eerste suite. In de tweede breidt Britten dan weer een extra hoofdstuk aan een traditie waarin de cello tot dan toe bijna altijd een zangerige rol had gespeeld. Hij borduurt daar verder op, doch vult bovenal aan. De derde suite tot slot legt het verband met de volkscultuur en expliciteert dus de naturel van klank en creatie. En als Jean-Guihen Quayras, toen hij deze suites inblikte nog een groentje op de internationale scène, ergens in uitblinkt, dan is het wel spontaniteit. In 1998 betekenden deze suites zijn debuut voor Harmonia Mundi. Hij stelt er zich niet in op als een mysticus of poëet die van alles in zijn kraam probeert te passen, wel als een gedreven vertolker die zijn virtuositeit aanwendt om zowel plotmatig als emotioneel blijvende indrukken achter te laten. Dat lukt hem ook, want hoe complex de suites ook zijn, toch herinnert de toehoorder zich flarden melodie die Queyras uit de partituren naar boven haalt. Muziek uit de 20ste-eeuw zo vanzelfsprekend voor zich laten spreken: weinig uitvoerders kunnen zeggen over die kwaliteit te beschikken.

Meer over Benjamin Britten


Verder bij Kwadratuur

Verder bij Spotify
Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.