Zijn naam duikt ondertussen het meest op in de context van heruitgaven, want inmiddels staat hij al ruim veertig jaar aan de top. In 1972 zong hij al Verdi aan de zijde van Plácido Domingo, en bijna een halve eeuw later is bas-bariton (het meest uitgesproken als bas) Robert Holl nog altijd een graag geziene gast in Bayreuth. Sedert het tweede deel van de jaren '90 brengt hij de meeste zomers in het noorden van Duitsland door, waar hem nog altijd belangrijke rollen worden toevertrouwd. Zo zong hij een niet onopgemerkte König Marke in de 'Tristan und Isolde' onder de regisseurshand van Christoph Marthaler, om maar een van zijn belangrijke muzikale verwezenlijkingen van de laatste jaren op te noemen. Een andere is deze opname van Brahms-liederen, geselecteerd door eminent liedbegeleider Graham Johnson. Die zal zich de komende jaren doorheen de integrale liedcatalogus van Brahms worstelen, telkens met een andere solist. Interessant is dat Johnson zich losmaakt van de opusnummers en liederen uit het – volgens hem – artificiële grotere plaatje wil halen. Daarbij trekt de pianist terecht een parallel met hoe men poëzie moet benaderen: ze komt vaak in grotere gehelen, maar zou het werkelijk de bedoeling van de dichter zijn om nooit te willen variëren op een eens gekozen volgorde?
Het door elkaar haspelen van de cycli laat toe dat Johnson keer op keer een reis doorheen Brahms' leven prepareert aan de hand van een selectie die zijn kompaan zogenaamd op het lijf geschreven is. Inderdaad respecteert Johnson zoveel mogelijk de chronologie, maar door met voorwaartse sprongen te werken is het mogelijk om grotere contrasten op de luisteraar los te laten en deze op verrassende wijze het oeuvre van Brahms – hoe dan ook minder gekend omwille van de liederen trouwens – te leren kennen. Vooral de uitgebreide annotaties die Johnson bij de uitgaven van zijn serie verzorgt, maken ze daarbij een lust voor oog, oor én intellect. De man neemt zijn werk immers bijzonder ernstig op en maakt de keuze om een diepgang te bieden, een tendens die helaas steeds meer wordt overschaduwd door de mooie praatjes die virtuozen bij gereputeerde labels moeten verkopen. Hoe dan ook is Hyperion nog steeds een van die labels waar kwaliteit primeert boven vorm, zonder dat de toehoorder op wat voor manier dan ook wordt veronachtzaamd. Zo licht Johnson het repertoire weliswaar bloedserieus toe, doch nooit pretentieus of zich verliezend in triviale details. De tekstexpressie en de hele complexiteit die een uitvoering van een lied is, probeert hij aanschouwelijk te maken. Men krijgt met dit vierde volume bijgevolg niet alleen een nog dampend, smakelijk maal voorgeschoteld, maar ook een rondleiding in de interne keuken van de musicus, waardoor de smaak van bepaalde kruiden veel meer gaat opvallen.
Zowel ontroerende vertolkingen als een inleiding tot hoe men naar liedkunst kan luisteren, is in een notendop wat dit album te bieden heeft. Met Robert Holl koos Johnson overigens niet alleen voor een gerespecteerd, met zijn bijna 65 lentes intussen op pensioengerechtigde leeftijd gekomen dienaar van de muzen, maar ook voor iemand met een ronde klank die waarschijnlijk niet iedereen in even sterke mate zal kunnen bekoren. Zo heeft het 'O Tod, wie bitter bist du' uit de 'Vier ernste Gesänge' (die Johnson om voor de hand liggende redenen niet uit elkaar trok) al donkerder geklonken. De begeleiding glijdt echter mee in de een meer zalvende lezing, waardoor nog steeds een bijna bemoedigend besef van menselijke sterfte uit dit opus 121 opstijgt. Wetende dat dit slechts een van de werken is die dankzij de tandem Holl – Johnson een ander karakter krijgt, is deze registratie op zijn minst het proberen waard. Wie er uiteindelijk niet verliefd op wordt, zal er zonder twijfel alsnog een frisse kijk op Brahms aan over houden.