Waren ze al vergeten, de concerten die Keith Jarrett in 1981 speelde in Bregenz (28 mei) en in München (2 juni)? Zeker niet. Er zijn ongetwijfeld melomanen die de originele uitgaves van beide concerten in de kast hebben staan en die af en toe nog eens opdiepen. Vorig jaar werden ze zelfs voor het eerst gebruikt voor een heropname door een ander pianist. Vic Olsen kroop in een studio en speelde er de eerste twee (naamloze) delen uit Jarretts Bregenz-concert opnieuw in. Hij koppelde er op zijn cd de sonate van Franz Liszt aan en had het over een “logisch duo”. Pretentieus? Of toch vooral een bewijs dat Jarretts solo-concerten ruim dertig jaar na datum nog steeds tot de verbeelding spreken, en een publiek weten te prikkelen dat zichzelf niet noodzakelijk heeft bekeerd tot uitsluitend jazz of uitsluitend klassiek? In de liner notes bij deze reissue benadrukt de auteur dat Jarrett geen stilist is of wil zijn. In de geest van wijlen Vladimir Horowitz is het Jarretts grootste intentie om in het moment tot een muzikale betekenis (of bekentenis) te komen, een expressie die gevoelsmatig in- en aanslaat. De hele jazzgeschiedenis synthetiseren wil hij helemaal niet doen of is zeker geen doel op zich, ook al werd en wordt Jarrett vaak toegedicht die ambitie te koesteren.

Analytici kunnen zich eindeloos verdiepen in Jarretts keuzes om uiteindelijk tot een muzikale ontleding van diens stream of consciousness te komen, maar die stroom ondergaan is oneindig veel boeiender. De trance die Jarrett opwekt met zijn ratelende ostinate baslijnen, waarboven hij een improvisatie plaatst met een bezwerende cadans: als formule klinkt het doorzichtig, maar het klinkend resultaat werkt een uniek gevoel van extase in de hand. Hoe Jarrett in ‘Untitled’ (Bregenz) een motiefje openbreekt: men kan het bezwaarlijk complex noemen, maar het effect van zijn zangerige, bijna Oosters-melismatische aanpak is er. Van ‘Heartland’ maakt hij tenslotte een groots triomflied, met een ondertoon van overwonnen tristesse. Zijn melodie blijft stromen, als een leeglopend vat waarvan de bodem maar niet in zicht komt. Het ruim half uur improvisatie, samen ‘Part I’ en ‘Part II’, zijn dan weer oefeningen in de kunst van de transformatie. De solist begint met een preluderend, naïef thema, dat hij vervolgens tot ontwikkeling brengt. Subtiel nestelt een repetitieve cel zich in de linkerhand, waarboven Jarrett de remmen los gooit. In een ballade-achtige zucht gooit hij daarna het roer om, waarna de weg openligt om op meer dramatische wijze zijn duivels te gaan ontbinden. Het harmonisch veld verschuift ondertussen richting atonaliteit. In ‘Part II’, dat in tonale chaos begint, maakt Jarrett tenslotte de omgekeerde beweging, richting het houvast van pure, onbezoedelde lyriek. Dat discours, hoe helder ook, is een prachtige ervaring, die de pianist overigens ongemeen intens weet te houden – meer dan een half uur lang dan nog.

München kreeg een paar dagen later nog een pak meer muziek cadeau, namelijk een vierdelige titelloze improvisatie en twee bisnummers, waaronder een versie van ‘Heartland’ die uitstekend vergelijkingsmateriaal oplevert. In ‘Part 1’ speelt een soortgelijk proces zich in een andere volgorde af: het bijna pathetisch, radicaal openbreken van het thema komt eerst, waarna Jarrett in afwisselende bewegingen terugplooit op zichzelf, om dan weer uit te barsten. Iets over de helft haalt de solist een groovende notencombinatie boven, die hij bijna beestachtig laat overkoken. Instinct neemt het over van intellect, maar lang laat de ratio zich niet uitschakelen, want de melodie staat in ‘Part II’ al weer klaar om de fakkel over te nemen van de groove. Jarrett plaatst die beide elementen echter lijnrecht tegenover elkaar en probeert ze even later te verbinden, wat tot een orgiastisch luisterervaring aanleiding geeft. Na een mijmerend-melancholisch intermezzo, wordt tenslotte opnieuw naar de chromatische toetakeling van de oorspronkelijke kiemen gegrepen.

Overdadige vrolijkheid wordt uitgepuurde verstilling in ‘Part III’, een deel dat uitmondt in een atmosfeer die ergens tussen beide in hangt en misschien kan getypeerd worden als een verlossende veruitwendiging van doorwrocht lijden. ‘Part IV’ speelt dan weer even met de principes van de fuga, waarna Jarrett verder gaat met het verkennen van de uitersten van het klavier, zowel qua toonhoogte, qua volumematig bereik als qua snelheid. Het is een waanzinnig losbreken uit elke vormelijke of harmonische beperking. Het publiek reageert geschokt en verbaasd tegelijk, en maakt met een vroegtijdig applaus een einde aan de excursie. Jarrett laat het daar echter niet bij. Met ‘Mon Coeur Est Rouge’ herinnert hij er alle aanwezigen aan dat hij de meesterlijk met een thema kan omspringen. Hij omspeelt het hart, omzwachtelt het teder, maar maakt het niet te bont. Een einde dat veel te vroeg lijkt te komen, voorkomt dat men zich verslikt in de brok die zich in de keel aan het vormen is.

Drie cd’s, een klassieke hoes en inspirerende liner notes: ECM heeft gelijk dat het niet wacht op Jarretts overlijden vooraleer dergelijke weergaloze opnames opnieuw onder de aandacht te brengen!

Meer over Keith Jarrett


Verder bij Kwadratuur

Verder bij Spotify
Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.