Eenmaal je haar Mozart hebt horen spelen, is Mozart nooit meer hetzelfde. Dat de zeventig jarige Maria João Pires, waarvan tot voor kort gevreesd werd dat ze het podium definitief vaarwel ging zeggen, zich nu pas aan Beethovens pianoconcerti waagt, is dus goed nieuws. Debuteren doet ze echter niet met Beethovens vroegste, wel met concerti nummers drie en vier: allebei opusnummers waarin de componist blijk geeft de classicistische traditie ontgroeid te zijn. Toch pakt Pires de werken aan alsof het naweeën zijn van de concerto's van Mozart. Haar aanpak is immers überklassiek: ze dramatiseert of pathetiseert niet, maar benadert beide partituren vanuit de schriftuur van de componist, zonder enige vorm van artificiële opsmuk. Het worden daardoor echter geenszins slappe vertolkingen, toch niet voor wat het klavier betreft. Pires bezweert eens te meer met een zijdezacht toucher, met subtiele parafraseringen, met de discrete ontwikkeling van lijnen, met psychologie die ze niet op de voorgrond plaatst, maar stijlvol achter de noten verstopt. Eerst is er voor haar immers de muziek, de klank; al wat ze oproept, kanaliseert ze via klank. Er is geen programmatische wil, noch kan ze betrapt worden op enig effectbejag. Wat ze nastreeft, is niet zozeer betekenis, wel poëzie. De poëzie van een akkoord, van een cadens, van een dialoog met het orkest. De poëzie van klank eigenlijk, zoals muziek ook bij Mozart vaak in een levend en zich voltrekkend gedicht lijkt te veranderen.
Tegenover een dergelijke zeg maar stoïcijnse benadering – althans stoïcijns vanuit de traditionele optiek van de vertolker als "investeerder van interpretatieve energie" – moet een orkestpartij staan die er ofwel in slaagt mee te glijden in Pires' quasi vanzelfsprekende souplesse en diepgang, ofwel moet ze een tegengewicht bieden door concrete accenten te plaatsen waar de soliste vertolkt vanuit een neiging om de partituur in zijn totale abstractie tot bij de luisteraar te brengen. Net daar schiet Daniel Harding, een dirigent die nochtans live en op cd zeker zijn pluimen heeft verdiend, in bepaald opzicht tekort. Karakterloos is niet het juiste woord om zijn directie te typeren, hoewel hij de identiteiten waartoe de orkestpartij mogelijkheid schept, niet stuk voor stuk tot ontwikkeling brengt. Ergens lijkt hij aansluiting te zoeken bij Pires' nuchtere exploratie van de muziek, die vanuit de notatie van de componist lijkt te vertrekken. Waar de pianiste via die aanpak echter uitkomt bij een sprankelende en ontroerende interpretatie van Beethoven, lijkt het Harding aan betrokkenheid te ontbreken.
Aan het Swedish Radio Symphony Orchestra zal het niet gelegen hebben, hoewel enkele hartige houtpassages of strenge strijkerssequensen bijna schoorvoetend aan het klavier worden gepresenteerd. Voor wat dergelijke punten van kritiek betreft, is het natuurlijk de vraag waar de verantwoordelijkheid van de dirigent eindigt en die van de individuele musici begint. Hoe dan ook zou Harding echter een meer sturende rol moeten spelen, wat hij zelfs in het allegro con brio van het derde concerto – een deel dat daar nochtans alle gelegenheid toe biedt – nalaat. Dat "con brio" is net datgene waaraan de orkestpartijen, bijvoorbeeld ook in het afsluitende rondo van het vierde concerto, teveel inboeten. Zou de teneur van deze recensie al te negatief uitslaan, dan moet echter opnieuw opgerakeld worden hoe wonderlijk Pires boven het iets te apathische orkestapparaat uitstijgt. Weliswaar weet Harding vaak wel hoe hij zijn soliste kan inspireren. Pires heeft weinig nodig om zich aan enkele orkestpassages op te trekken: haar nu eens dartele, dan weer vervaarlijke pianochoreografie is er een die continu zichzelf lijkt te voeden. Toch is haar prestatie er geen die los staat van het orkest: ze zoekt contact, via haar doorgedreven esthetisme meer dan via het traditioneel gevoelsmatige spoor. Ook dit is boeiend en zelfs bijna merkwaardig om horen. Als geheel is deze opname er dan ook een die uitnodigt tot een auditief onderzoek van twee van Beethovens concerti. De meest heilzame cd-uitvoering is het zeker niet, verrijkend is ze dan weer wel.