Het eerste – licht experimenteel – album van Megafaun werd uitgebracht in 2008. Dit kreeg evenwel weinig aandacht. De Amerikanen hadden echter meer bijval na de persing van hun tweede langspeler. Fleet Foxes was namelijk net tot een vrij indrukwekkende hype uitgegroeid, zodat ook verwante groepen mee konden oogsten van dit succes. Megafaun – na een bescheiden evolutie tussen hun eerste en tweede album – kon tegen dan gelijkgestemd genoemd worden. Het zou vervolgens evident lijken dat het trio dat Megafaun vormt de makkelijkste weg kiest en dus verder gaat op deze weg. De broers Cook (Philip en Bradley) en hun gezel Joseph Westerlund hebben echter behoorlijke kuiten, waardoor ze niet terugdeinzen voor het inslaan van een nieuwe weg. Op hun vierde album – dat ze met hun groepsnaam betitelden – lijken ze echter gedeeltelijk terug te keren naar hun oorsprong. Anders gesteld vormt het album een mooie afwisseling tussen akoestische klanken, ouderwetse popgeluiden, samenzang, solopartijen, vleugjes elektronica, wat experimenten en zelfs enkele jazzinvloeden.

De eerste gitaarnoten van opener ‘Real Slow’ worden gekatapulteerd in een haast hol landschap dat in de verte aan Fleet Foxes lijkt te refereren. Later op het album rakelen ze diezelfde sfeer opnieuw op tijdens het erg gelaagde ‘Resurrection’, een nummer dat zo de soundtrack van één van de betere roadmovies zou kunnen halen. Veel heeft te maken met de aanwezigheid van een wel erg nadrukkelijke slidegitaar. Ook de tekst doet bovendien een duit in het zakje: “Call you from a motel phone / and thell you that I’m coming home”, hoewel die hoegenaamd niet vindingrijk genoemd kan worden.

Elders op het album verwijdert Megafaun zich echter megaver van deze aardse sfeer. Zo start ‘These Words’ met elektronica en het geluid van een opzienbarende plons in het water. Het heeft iets weg van folktronica, maar het geheel is ongrijpbaarder. De grondtonen van ‘Isadora’ bevinden zich vervolgens eerst in een modale big band, maar situeren zich – naarmate het nummer vordert – alsmaar meer in de ruimte van kamermuziek.

Na de rustige gitaarmuziek van ‘Get Right’ (met Justin Vernon van Bon Iver op de snaren) en het Beatlesque ‘Second Friend’ weet Megafaun in ‘Kill The Horns’ een erg aardse en zeer integere harmonie te creëren. Gastmuzikant Paul Cook kan hiervoor vermeld worden als mede aanstichter, hij heeft namelijk een aanzienlijke inbreng door zijn accordeon. Met ‘Scorned’ – oorspronkelijk een traditional – weten de heren daar verder nog een fikse portie desolate eenzaamheid aan toe te voegen. Eén van de troeven van dat laatste nummer zijn de vocalen. Deze kunnen zich namelijk meten met Eddy Vedder ten tijde van zijn soundtrack voor ‘Into The Wild’. Het slot van dat nummer kan zich ten slotte beroepen op een onvoorspelbare free jazz-passage.

Toch telt het zelfgetitelde album ook enkele onnodige nummers: op de elektronica van ‘Serene Return’ zat waarschijnlijk niemand te wachten, maar het is een kwaad dat hen op basis van de rest van het album zonder meer vergeven kan worden.

De werkelijke kracht van Megafaun zit op dit vierde album vooral in het lef dat ze aan de dag leggen om op één album een rits van genres aan te snijden en zo zichzelf verschillende malen opnieuw uit te vinden en te etaleren. Op die manier klinken ze – enkele uitzonderingen niet meegeteld – steevast fris, gedreven en bovenal vol avontuur.

Meer over Megafaun


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.