Bij het Franse platenlabel Naïve geeft men al enkele jaren lang de complete werken van Antonio Vivadi uit. Dat zijn niet slechts virtuoze concerti maar (eigenlijk zelfs in de eerste plaats) opera’s, want de rosse priester was vooral operacomponist en –impresario. Hoe grondig Naïve daarbij te werk gaat, bewijst deze uitgave. ‘Orlando’, een Venetiaanse productie uit 1714 was bij musicologen al langer bekend maar Vivaldi’s auteurschap werd dikwijls betwist. Men vermoedde namelijk dat deze ‘Orlando’ gewoonweg een pastiche was met herwerkte muziek van Vivaldi’s collega Alberto Ristori, wiens ‘Orlando’ het voorgaande jaar op de planken had gestaan, maar waarvan de originele muziek ondertussen verloren is gegaan. De zorg waarmee Vivaldi het manuscript van de opera bewaarde, doet echter vermoeden dat het om een werk gaat dat hij grotendeels zelf componeerde en zo werd deze ‘Orlando’ recentelijk als een volwaardige opera opgenomen in Vivaldi’s catalogus. De opera is jammer genoeg wel incompleet en bestaat slechts uit twee in plaats van drie aktes.

Naïves ‘Vivald Edition’ staat hoog aangeschreven, dus een luisteraar weet dat hij niet teleurgesteld zal zijn wanneer de eerste noten van de ouverture klinken. Toch blijft het een plezierige verrassing om Vivaldi’s driedelige ‘sinfonia’ tot ‘Orlando’ gespeeld te horen, zeker door de muzikanten van Modo Antiquo, met de sterke nadruk die ze op snelheid en ritme leggen. De ouverture zelf is bovendien een best originele compositie, vindingrijk geïnstrumenteerd maar onmiddellijk herkenbaar als Vivaldi.

De originaliteit waarmee Vivaldi melodieën uitvindt, blijft niet achterwege in deze opera. Knappe aria’s zijn er genoeg: Alcina’s bewogen maar vastberaden ‘Se fedele serbi affetto’ (met enkele razend accurate loopjes van Romina Basso) of Medoro’s fladderende aria ‘Si trove il luma una farfalletta’, een effectief voorbeeld van Vivaldi’s aanleg voor klankschildering. Alcina’s aria ‘Chi seguir vol la Constanza’ is dan weer atypisch polyfoon, met een begeleiding die in canon op de zanglijn geschreven is, en de zang dus, zoals de tekst zegt, ‘trouw volgt’… De aria ‘Piangero, Sin che L’onda del Pianto’, die Gaëlle Arquez samen met een obligato cello zo innig zingt, is eveneens een hoogtepunt uit een opera met talloze andere knap opgezette aria’s.

David DQ Lee zingt de rol van Ruggiero en zijn countertenorgeluid is best welkom in een productie die overheerst wordt door vrouwelijke rollen. De mooie en meer donkere toon die hij bijvoorbeeld in de aria ‘Non muore il fiore’ aanslaat, wordt door Romina Basso wel benaderd, maar blijft hier toch een beetje een unicum. De aria ‘Piangero, Si que l’onda del pianto’ toont dan weer een innige kant van Vivaldi die minder vaak gehoord wordt. Bij Lee krijgt deze aria een uitvoering mee die even ontroerend klinkt als een van Handels expressieve operamomenten. Roberta Mameli krijgt, in de persoon van Astolfo niet de grootse rol, maar voert een verbluffend virtuoze en precieze aria uit met ‘Ah, Fuggi Rapido’. Orlando, de titelfiguur, maakt in de twee aktes maar een kleine opwachting, voornamelijk pas aan het eind van de tweede akte. Bariton Riccardo Novaro geeft zijn rol een gravitas mee die zijn kleine interventie des te memorabel maakt.

Enkele leuke instrumentale momenten mogen Vivaldi’s relatief monochrome instrumentatie doorbreken. De ouverture is als een klein concerto grosso opgevat, met een glansrol voor de hobo’s, er is een kort jagerskoortje ‘Al Fragor de Corni Audaci’ met barokhoorns en een recitatief uit de tweede akte krijgt vogelimitaties mee in de piccolo. Het zijn zulke leuke aardigheidjes die de kers op de taart vormen in deze incomplete opera die niet verdient om ongehoord te blijven maar hier een overtuigende herwaardering krijgt.

Meer over Antonio Vivaldi


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.