Op 1 februari 1733 stierf Friedrich Augustus ‘de Sterke’, de keurvorst van Saksen, koning van Polen en groothertog van Litouwen. De vorst was een belangrijk mecenas die onder meer Dresden uitbouwde tot de belangrijkste cultuurstad van Duitsland. Na zijn dood zou een protestantse begrafenisplechtigheid zijn verzorgd in de Saksische hoofdstad maar omdat Augustus ook koning was van het katholieke Polen, werd een Latijns requiem en een reeks begrafenisriten, de ‘Officia Defunctora’ besteld bij Jan Dismas Zelenka (1679-1745), de ‘kerkcomponist’ in Saksische dienst. Zelenka moest alles bij elkaar een kleine twee uur muziek schrijven op enkele dagen tijd maar componeerde in die tijdsperiode een volledig requiem plus een muzikale zetting van psalm 95 en een aardig stuk uit het Bijbelse boek Job (die laatste twee vormen samen de ‘Officium Defunctorum’, het gebed voor de doden).

Voor een dodenmis begint het requiem van Zelenka wel erg optimistisch, met luide hoorns en trompetten in de stijl van een concerto grosso van Händel. Zelenka kreeg een groot orkest tot zijn beschikking en gebruikt een sectie blazers die traverso’s, hobo’s, fagotten, chalumeau, hoorns en trompetten bevat en dus eerder aan de bezetting van een klassiek orkest dan aan die van een barokensemble doet denken. Vooral het gebruik van de chalumeau, een vroege klarinet, is opvallend. Zelenka’s requiem is daarmee een van de vroegste werken waarin er voor dit instrument geschreven werd. De zachte toon van de chalumeau verklankte rouwmuziek in het achttiende-eeuwse Dresden en het is vooral interessant om dit per uitstek classicistische of romantische instrument te horen in het kader van een barokensemble, in samenspel met barokhobo’s of klavecimbel.

Qua sfeer lijkt het requiem eerder de triomf en de macht van Augustus de sterke te beschrijven dan zijn sterfelijkheid. De feestelijke toon van de introductie wordt dus doorgezet verder in het werk. Zulke traditioneel dramatische delen als het ‘Dies Irae’ klinken hier ronduit feestelijk, net als het ‘Tuba Mirum’ – een beschrijving van de trompetten van de Apocalyps - , dat passend van trompetfanfares voorzien wordt.

Op zuiver muzikaal vlak is het requiem is echter het interessantste werk van de cd. Het ‘Officium Defunctorum’ wisselt soloaria’s, al dan niet met een obligaat instrument erbij, af met ‘Responsoria’ voor voltallig koor en orkest. Later worden de aria’s vervangen door karige Gregoriaanse passages. Die lange gereciteerde passages van het ‘Officium Defunctorum’ en de alsmaar ingetogen atmosfeer contrasteren sterk met de grotere variatie en muzikale rijkdom van het requiem. Mooie momenten waar de muziek op de eerste plaats staat, vindt men zeker ook in het ‘Officum’, zoals in de soli voor chalumeau van ‘Nocturno I’ maar ze blijven relatief zeldzaam. Reciterende passages zijn talrijker, in de eerste plaats omdat Zelenka een enorme hoeveelheid Bijbelse teksten op muziek moest kunnen zetten.

Er werd bij het Collegium Vocale 1704 voor tamelijk grote barokstemmen gekozen. Dat past de waardige opzet van deze muziek wel want Zelenka schreef een werk dat de pracht en praal van het Saksische hof moest illustreren, niet een intieme ‘Johannespassie’. Hana Blazikova zingt dus met een autoriteit en een warme stem in het ‘Officium Defunctorum’ die deze muziek vol bewogenheid laat klinken. Sébastian Monti zingt een elegante, zuivere tenorpartij in duet met een van de hobo’s in het ‘Officium Defunctorum’. Het Collegium Musicum 1704 is een koor dat deze muziek met nuance en sfeer kan neerzetten en haar relatief grote bezetting van minstens vier zangers per stem gebruikt om Zelenka’s mis een koninklijke allure te verlenen. Al is het requiem interessanter dan het ‘Officium Defunctorum’, dat als functionele muziek opgevat mag worden, beide werken zijn een welbespraakt testament aan de pracht en praal van het Saksische hof in het achttiende-eeuwse Dresden.

Meer over Jan Dismas Zelenka


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.