Kwadratuur interview

In 1985 gooide de Nederlandse (alt)violiste haar muzikale carrière drastisch om. Een kwarteeuw later viert ze deze haakse bocht met een tournee met een nieuwe band (sextet) en een box met 5 cd’s en een dvd die een mooi overzicht geeft van haar carrière als improviserend en componerend musicus.

Een simplistisch cliché wil dat de altviool vooral bespeeld wordt door violisten die moesten “afzakken”. Hoe ben jij bij het instrument terecht gekomen?

Nou, ik ben zeker niet afgezakt. Ik ben op piano begonnen en daarna ben ik viool beginnen spelen. Toen ik in ASKO – toen nog het Amsterdams Studenten Kamerorkest, maar nu een eigentijds muziekensemble – speelde, waren er altviolen nodig en zo ben ik van de ene dag op de andere met dat instrument begonnen. Ik heb nog wel een tijdje viool gespeeld, maar eigenlijk was ik meteen verkocht. Het was meteen grote liefde.

Wat me vooral aanspreekt bij de altviool is het timbre, het lage register. Ik hou erg van lage stemmen, donkere klanken. Weet je, de vioolopleiding zoals ik die gekregen heb, was heel erg georiënteerd op de 19de eeuw: veel virtuositeit en veel hoog spelen. Ik noem het wel eens topsport. Toen wist ik dat nog niet, maar in de loop van de jaren heb ik ontdekt dat die manier van spelen echt niet mijn ding is. Ik ben veel meer bezig met klank dan met virtuositeit in de traditionele betekenis van het woord. Daar is de altviool erg geschikt voor, zeker zoals ik nu speel, met mijn eigen taal. Je kan er zo veel mee doen: heel laag, heel hoog, allerlei kleuren, omfloerst en ook qua affecten. Dat deed ik toen nog niet, maar het instrument op zich, de klank, werd wel mijn favoriet ten opzichte van de viool en bovendien is de positie van de altviool in het ensemble ook bijzonder. Je zit in het midden van het register: je hebt stemmen boven en onder je en dat vond ik altijd geweldig.

Je klassieke achtergrond bleef niet beperkt tot je studie, want tot in 1983 heb je in verschillende symfonische orkesten gespeeld.

Dat was als freelance muzikant: ik werd dus opgeroepen als er mensen nodig waren. Eigenlijk heb ik dat al eerder afgebouwd, vanaf 1976 toen ik in een popgroep ging  spelen. Sindsdien heb ik het nog maar weinig gedaan, alleen nog om den brode. Ik vond die orkestmuziek wel mooi, dat was het niet, maar ik was met totaal andere muziek bezig en langzaamaan was ik naar mijn eigen muziek aan het toegroeien.

Ik geloof dat ik in ’83 toevallig voor de laatste keer nog eens gevraagd werd en daarna heb ik besloten dat ik het maar niet meer moest doen. Op een gegeven moment had ik die training ook niet meer, natuurlijk. Het was gewoon niet meer te doen om dat soort vaardigheden te blijven bijhouden.

Die popgroep waarvan je sprak, dat was FC Gerania. Wat voor muziek speelden jullie?

Wij noemden het new wave: songs, eclectisch, echt popmuziek. We hebben twee lp’s in eigen beheer uitgebracht. Het vergelijken met een band van nu? Dat kan ik niet meteen, al waren er wel overeenkomsten met een band als The Nits, die ik toen ook wel leuk vond: open muziek.

Dat je niet al eerder begonnen bent met het leiden van je eigen bands en met het schrijven van je eigen muziek, heeft dat te maken met een zekere schroom na het spelen van het “grote” repertoire in die orkesten?

Ig Henneman (foto: Francesca Patella)
Ig Henneman (foto: Francesca Patella)
Dat heeft volgens mij zeker meegespeeld, maar ook dat ik een vrouw ben. Door die twee dingen heb ik pas laat besloten welke richting ik uit wilde. Eigenlijk ben ik in 1985, toen ik met een eigen groep begon te werken een nieuwe carrière begonnen, iets waar ook dit jubileum over gaat. Daarvoor had ik al wat songs geschreven en via die popmuziek werd ik gevraagd voor filmmuziek, maar ik had het gevoel dat het pas echt begon in 1985: een duidelijke richting, een eigen band, eigen stukken.

Die groep, dat was het Ig Henneman Quintet, waarmee we in 1985 een tijdje gerepeteerd en repertoire verzameld hebben om in 1986 ons eerste optreden te geven. Toen trouwens nog in een heel andere bezetting dan op de cd die later verschenen is.

De muziek die je schrijft en speelt met je eigen groepen klinkt heel beheerst. Is componeren voor jou eerder impulsief of technisch?

Componeren als vak is beiden. Wanneer ik schrijf voor improvisatiegroepen is het sterk intuïtief, maar het vak gaat er over dat je iets wat je in je hoofd hebt, kan vangen in notatie. En wat dat beheerste betreft: het klopt dat ik hou van vrij streng en niet te veel zijpaadjes: duidelijkheid en helderheid.

In ‘Repeat That, Repeat’ denk ik echo’s te horen van Berg, Schönberg en Shostakovich. Kan dat?

Ik hou van de muziek van Alban Berg en ook sommige dingen van Shostakovich vind ik erg mooi. Daar zal ik wel door beïnvloed zijn en dat hoor je dan, maar het is niet zo dat ik die dingen bewust deed. Ik luisterde wel veel naar muziek, maar het was echt niet zo dat ik eindeloos partituren ging analyseren.

Heb je achteraf ooit onbedoelde, maar toch duidelijke referenties in je eigen muziek gehoord?

Niet echt, hoewel ik dat gevoel wel had toen ik de muziek van Galina Ustvolskaya – waar ook de compilatie-cd van het Queen Mab Trio (‘Galina U’) naar genoemd is – ontdekte. Van haar kan je soms wel duidelijke sporen vinden in mijn muziek, maar van andere componisten blijft het er bij dat ik het mooi vind en dan waarschijnlijk gewoon gebruik.

Wie de verschillende platen van de cd-box na elkaar beluistert, kan horen dat je muziek steeds abstracter en soberder wordt.

Eigenlijk ben ik toen ik met een eigen groep begon te werken een nieuwe carrière begonnen,
Je bent niet de enige die dat zegt. Dat gebeurt spontaan en bewust en ik ben blij dat het gebeurt. Waardoor dat komt? Ik denk dat voor elke kunstenaar geldt dat je het meesterwerk dat je wil maken, niet maakt. Je wil altijd maar weer verder om te zien of je met je nieuwe werk weer verder kan komen met wat je in je hoofd hebt. Daarvoor moet je echter geduld hebben. Stravinsky zei “je moet geduld hebben om te wachten tot de muze komt”. Je moet durven iets te schrijven om het dan later weer weg te gooien wanneer je merkt dat het toch niet is wat het moet zijn. Zo moet je altijd maar blijven doorgaan: toetsen, jezelf afvragen of dit nu is wat je wil schrijven, beslissingen nemen, weggooien, opnieuw beginnen. Als je dat maar jaren blijft volhouden bij elk werk waar je aan begint, dan ontstaat je eigen taal, wie je bent, wie je wil zijn. Daarom zei ik ook dat ik blij ben dat het gebeurt, hoewel ik dus niet aan tafel ga zitten en denk “nu ga ik eens een kaal stuk schrijven”.

Ik heb nu een compositie af voor viool en piano, ‘Chant’, dat in december in première gaat. Daarvoor ben ik blank gaan zitten. Ik ben echt uitgegaan van de kleur van de viool en de piano die ik wilde gebruiken. Het resultaat is een heel eenvoudig stuk geworden, iets dat amper beweegt. Ik hou van lengte die gemaakt wordt zonder dat het anekdotisch wordt, een statisch stuk waarbij het materiaal in verschillende kleuren en vormen terugkomt. Je kan het vergelijken met een abstract schilderij.

Dat vind ik heel fijn om ook met improvisatoren te doen: ik hou van muzikanten die met heel weinig materiaal heel veel kunnen doen, mensen die als ze twee noten krijgen, daar vijf minuten mee uit de voeten kunnen. En dat bereikt inderdaad een hoogtepunt op mijn plaat met Ab Baars. Ab en ik zijn daar erg veel mee bezig.

Betekent dat dat je je laatste cd’s beter vind dan de vorige?

Nee, ze zijn anders, maar wat ik in 1990 deed, dat zou ik nu niet meer zo doen. Toen ik voor de selectie van de box nog eens luisterde naar de cd’s waar ik al jaren niet meer naar geluisterd had – je gaat natuurlijk niet eindeloos je eigen werk blijven herkauwen – toen bevielen die cd’s me wel. Dat was leuk om vast te stellen voor mezelf, want het is natuurlijk oud materiaal, maar ik hoor daar ook al dat ik over dingen heb nagedacht en waarom ze gaan zoals ze gaan.

Er zit ook al heel behoorlijk wat vrij werk in die oudere platen: niet helemaal vrij natuurlijk,, het is altijd gebaseerd op een idee. Ik heb vroeger echter ook veel vrij geïmproviseerd, maar vaak gaf me dat niet de voldoening die ik verwachtte. Zeker in het begin van de jaren ’80, toen veel vrije improvisatie nog zuiver energie-explosies waren. Daar zijn muzikanten uit voortgekomen die daar hele goeie dingen mee gedaan hebben, maar er zijn ook veel muzikanten die ik dingen hoor doen die ik totaal niet interessant vind. Het kan hele mooie energiemomenten opleveren, maar ik ben dan wel op een gegeven moment uitgeluisterd.

In de hele reeks van je eigen groepen valt het Queen Mab Trio meteen op, onder andere omwille van de repetitieve structuren.

Daar heb ik zeker over nagedacht. Ik ben voor die bezetting anders gaan schrijven omdat ik er andere mogelijkheden voor had, door de aanwezigheid van piano en basklarinet. Ik had toen heel veel met mijn strijkkwartet gewerkt en een stuk als ‘Galina U’ bijvoorbeeld had ik nooit voor die bezetting kunnen schrijven. De Queen Mab stukken zijn trouwens mijn absolute favorieten.

In het begin van de jaren '80 waren veel vrije improvisaties zuivere energie-explosies.
Het repetitieve is iets dat voor mij niet zo belangrijk is. Het valt jou blijkbaar op, maar ik zou het zelf niet zo genoemd hebben. Grappig eigenlijk. Er zal absoluut wel iets van waar zijn, maar in mijn recentste cd met Ab zitten ook wel vrij veel repetitieve dingen, zij het dan minder vierkant, meer lyrisch. Er zit daar ook meer vrije improvisatie in, terwijl het op ‘Galina U’ meer stukken met improvisatie zijn. Op de duo-cd ‘Stof’ met Ab spelen we veel vrije improvisaties. Ab en ik spelen veel samen, we praten veel over improviseren en we weten dus heel goed van elkaar waar we het over hebben.

Wie door de catalogus van het label Wig bladert, zal het snel opvallen dat de cd’s bijna per groep gegroepeerd staan: eerst was er het album met het kwintet, dan drie met een tentet, dan drie met je strijkkwartet en daarna komen die met het Queen Mab Trio en het duo met Ab Baars.

Ik ben met m’n kwintet begonnen en toen dat nog bestond ben ik met het tentet beginnen werken, want ik wilde graag projecten doen, maar zo’n grote band is natuurlijk niet iets om als working band te hebben. Daarna heb ik weer een project gedaan, ‘Repeat That, Repeat’ en tegelijkertijd heb ik m’n strijkkwartet opgericht, waarvan de muzikanten ook in het tenten speelden. Eigenlijk heeft alles dus elkaar overlapt: dat die cd’s zo zijn uitgekomen is eigenlijk louter toeval.

De eerste cd van strijkkwartet kwam uit in 1999, maar ik ben er veel eerder mee begonnen en heb even gewacht om iets uit te brengen. Hetzelfde geldt voor mijn kwintet. Misschien zou ik nu wel eerder een album opnemen, omdat je vandaag weinig concerten vindt zonder dat je een cd uit hebt.

Voel je die druk zo sterk?

Jazeker. Je kan natuurlijk ook wel iets op YouTube gooien, maar dat is pas een evolutie van de laatste jaren. Er was een tijd dat het echt belangrijk was dat je iets opstuurde. Dat waren vroeger cassettes, iets wat je je nu al bijna niet meer kan voorstellen. Vandaag heb je natuurlijk veel gemakkelijker toegang tot audio en beeld en dan kan je gemakkelijk via YouTube werken. Bovendien zijn de normen voor geluidskwaliteit, toch binnen een bepaalde laag, minder belangrijk. Je kan nu dingen doorsturen waarvan je vroeger dacht dat het toch niet goed genoeg klonk. Zo zie je maar waar we allemaal aan wennen, omdat je toch maar luistert naar die kleine speakers van je laptop. Als ik echter cd’s maak, dan ben altijd heel erg precies in wat ik wil horen.

Je sprak daarnet van je muzikale band met Ab Baars. Iemand die nog meer op jouw cd’s te horen is, is bassist Wilbert de Joode.

Ig Henneman (foto: Francesca Patella)
Ig Henneman (foto: Francesca Patella)
Dat is begonnen in 1985, toen ik op zoek was naar een bassist. Ik hoorde hem met een trio en heb toen intuïtief voor hem gekozen. Hij was ook nog maar pas bezig op de staande bas, hij kwam meer van de basgitaar. Achteraf bekeken denk ik dat het zijn energie en buitengewone muzikaliteit waren die me aanspraken. Hij kan ook heel intuïtief spelen, met een enorm gemak, hij kan goed luisteren en dingen oppakken. Het klikte heel goed muzikaal en ook met hem heb ik ook veel in duo gespeeld. Hij werd een echte soulmate.

Ik heb met Wilbert in zoveel groepen gespeeld en veel gepraat over het gebruik van de strijkstok – iets wat hij toen ik hem leerde kennen nauwelijks deed. Op mijn eerste cd (‘In Grassetto’ van het Ig Henneman Quintet, KVM) spelen we ook een duo. Dat vond ik ontzettend fijn om als beginnend bandleider met hem naar een concept te zoeken.

Je bent ook een van de figuren achter de stichting en het label Wig.

Ab en ik zijn allebei artistiek leider van de stichting Wig, Vroeger bracht Ab zijn albums uit bij Geestgronden van Guus Janssen, maar op een gegeven moment wilde Guus alleen zijn eigen cd’s uitbrengen. Dat is natuurlijk heel begrijpelijk: je hebt wel meer initiatieven die heel enthousiast beginnen bij muzikanten zelf, maar die niet volgehouden kunnen worden omdat het te ingewikkeld wordt, al was het maar om financiële redenen. Ik van mijn kant wilde mijn kwintet-cd uitbrengen en daarvoor ben ik langsgelopen bij BVHaast van Willem Breuker. Die aarzelde wat, waarna ik nog ergens anders langs geweest ben, maar daarna heb ik besloten dat ik geen zin meer in en geen tijd meer voor dit soort dingen had. Met FC Gerania hadden we al eens twee platen in eigen beheer uitgebracht en toen ben ik op het idee gekomen om het terug maar weer zelf te doen.

In 2003 is Ab er bij gekomen, toen hij een cd wilde maken met Mariëtte Rouppe van der Voort en toen hebben we alles ondergebracht bij de Stichting Wig. De stichting doet het werk voor onze groepen: het aanvragen van subsidies, de rekeningen naar podia en zo. De naam, die is verzonnen op een avond, gewoon omdat we het mooi vonden. Wig is een mooi word: een wig drijven of een wigje als de tafel wiebelt. Maar we krijgen uit China nog steeds berichten in verband met pruiken. (lacht)

Om je muzikale verjaardag te vieren ga je op tour met een nieuwe band, Kindred Spirits, een sextet met (uiteraard) Ab Baars, Wilbert de Joode, maar ook Axel Dörner.

Axel en ik kennen elkaar en ik volg zijn muziek al een paar jaar. Ik had al eens eerder gezegd dat we eens samen moesten werken. Toen had ik deze band in gedachte, waarbij het me leuk leek om er een – voor mij althans – nieuwkomer bij te nemen.

Kindred Spirits is opgevat als een eerbetoon aan een hele boel muzikanten: Thelonious Monk, Emily Dickinson, Jimmy Giuffre, Ian Dury, Natalia Ginzburg, Galina Oestvolskaya, Morton Feldman, Mink DeVille, Sofia Goebaidoelina, Kate McGarrigle, Misha Mengelberg en Francesco Landini. Wat mag het publiek zich daarbij voorstellen?

Je zou kunnen zeggen dat ik veel te danken heb aan de tweede feministische golf.
Ik vond het leuk omdat het voor onze muziek toch altijd moeilijk is om een publiek duidelijk te maken wat je bezig houdt of waar je je inspiratie haalt. Dus het leek me wel goed om eens wat namen te noemen. Of iemand die namen hoort in de muziek, dat denk ik niet, want ze zitten er niet letterlijk in, hoewel ik er wel wat grapjes in verwerkt heb. Ik wil eigenlijk gewoon aangeven waar het allemaal vandaan komt.

De Ian Dury in het lijstje verwijst naar je periode met FC Gerania?

Dat klopt. Ik luister trouwens nog steeds naar zijn muziek. Het is dus niet zo dat ik toen naar pop luisterde en nu niet meer. Ik kan nu bijvoorbeeld ‘The Suburbs’, de laatste cd van Arcade Fire opzetten. Die zitten soms op het randje van de kitsch, zeker met hun vorige plaat ‘Neon Bible’, maar ik vind het wel heel mooi: een fascinerende band.

En Francesco Landini?

Op de cd’s ‘Piazza Pia’ en ‘Pes’ van het strijkkwartet spelen we stukken die geïnspireerd zijn op Landini (een componist uit de 14de eeuw), soms met letterlijke citaten. Hij maakt van die open, heldere en wat kale muziek die ook ritmisch geraffineerd is.

Tot slot: heel wat van je werk lijkt een echte vrouwenzaak. Je was medeorganisator van Seventh International Congres on Women in Music, daarstraks zei je dat je vrouw zijn mee bepalend was om laat te beginnen met componeren en FC Gerania en het Queen Mab Trio zijn zuivere vrouwengroepen …

Dat is totale onzin. (lacht) Het Queen Mab Trio zijn gewoon drie muzikanten die graag samenspelen. FC Gerania, dat was wel een vrouwengroep. We speelden aanvankelijk veel op vrouwenfeestjes en zo belandden we in het clubcircuit, ook bv in Leuven. Het was een groep die voor mij erg belangrijk geweest is. Ik denk nooit dat ik componist geworden zou zijn, als ik die band niet gehad had. We deden alles zelf: van liedjes schrijven tot met het materiaal sjouwen, alles zonder dat onze vriendjes zich er mee bemoeiden. Als dat nu gebeurt is dat nog steeds bijzonder, maar in de jaren ’70 was het nog uitzonderlijker.

Je zou kunnen zeggen dat ik veel te danken heb aan de tweede feministische golf. Ik weet niet of je Jeltje van Nieuwenhoven kent, een beroemde politica die lid en voorzitter was van de Tweede Kamer? Die zegt hetzelfde. Die vrouwenbeweging heeft zoveel ruimte en mogelijkheden gegeven om onze historische achtergrond in te halen. Dat is moeilijk uit te leggen aan iemand die er niet echt mee bezig is en het is natuurlijk veel leuker om te zeggen dat ik het allemaal zelf heb uitgevonden (wat iedereen zegt), maar dat is natuurlijk voor niemand het geval is. De ene krijgt ruimte doordat die juiste leraar Nederlands voor zich krijgt, de andere omdat z’n vader toevallig muzikant was en dankzij die tweede golf kregen wij de gelegenheid om onszelf op een bepaalde manier te ontwikkelen.

Kijk, ik was orkestmuzikante en ik wist dat dat niet mijn ding was. Wat het wel was, dat wist ik niet.  We hadden allemaal vriendjes die in rock- en jazzgroepen speelden en we dachten dat we misschien ook wel eens konden leren improviseren. Vergeet niet dat ik, toen ik zestien was, dacht dat vrouwen niet konden improviseren. Er waren in Amerika natuurlijk al wel wat vrouwelijke muzikanten die het wel deden, maar ik had die nog nooit gehoord of gezien. Als je geen voorbeelden of geen rolmodel hebt, dan kom je niet eens op het idee. Toen wij met die vrouwenrockgroep speelden zijn ontzettend veel meisjes ook gaan spelen.

Je kan je allemaal niet meer voorstellen. Hoewel, als ik nu goed om me heen kijk, word ik ook wel wat gedeprimeerd. Teleurgesteld in hoe weinig vrouwen er meetellen in de muziekwereld. Of daarbuiten: de kunstopleidingen puilen uit van de vrouwen, maar in de galeries zie je ze weinig, omdat ze zelf niet doorzetten of omdat ze geen kansen krijgen. Maar de hele zaak is te ingewikkeld om zo maar even uit te leggen. Ga naar de gemiddelde festival voor jazz of nieuwe muziek en hoeveel vrouwen staan er dan op het podium? Er komen inderdaad meer componistes aan, maar dan nog ben ik benieuwd of ze het zullen volhouden wanneer ze veertig zijn. Toch?

Meer over Ig Henneman


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.