De dag dat Jamaica zijn 49ste onafhankelijkheidsverjaardag vierde, stroomde de Kempense weide opnieuw vol met een erg bont allegaartje van zo’n twintigduizend reggaefanaten. En ook al waren de weergoden het spektakel in Geel zeker niet gunstig gezind, Jah Almighty was dat des te meer. Want reggae kwam, zag en overwon in al zijn varianten en met al zijn verre neven. Een mooie affiche bleek natuurlijk al een goede voorbode, maar kwaliteit bleek toch ook nog ruimte te bieden voor een paar leuke verrassingen.

Een eerste opmerkelijke boodschap was te bespeuren in de vrij sobere Bounce Dancehall waar jonge Belgische helden zoals de door het Vi.be platform geselecteerde, Antwerpse winnares Dede lang de kroon spanden (in het geval van de soulvolle, vrouwelijke mc helaas slechts twintig minuten). Het Frans-Brusselse Jahwed Family ging voor veel ‘fire’ en pompende tunes, maar ook voor een politieke knipoog met de boodschap “Belgium, let’s unite, Belgium, let’s get up and fight”. Het is maar de vraag of het bericht is aangekomen, want Vlaanderen leek al verregaand verbroederd met Nederland, gelet op het aantal Noorderburen dat op de weide rondzwierf en zijn kruidentuintje had meegenomen.

Ondertussen was de enige vrouwelijke frontstem op het hoofdpodium begonnen: de warme en opvallende zangeres Etana die reeds vooraf via een speciale YouTube aankondiging haar fabuleuze, verdragende stem had opgewarmd. Op de Geelweide zelf ging de kracht van de jonge versie van Neneh Cherry helaas wat verloren onder een al te Westerse stempel van luid gitaarwerk en vrij voorspelbare popsongstructuren. Dan kwam de overtuigende stem van voorganger Chezidek grappig genoeg beter boven de nogal stevige omkadering van de gedeelde backingband (Dub Akom Band) uit. Wel fraai was Etanas heerlijke a-capella versie van Boney M’s ‘Rivers of Babylon’. Maar een handvol daaropvolgende covers die minder overtuigden plus het voortdurend afwisselen tussen zwoele soul en r&b-liedjes en meer pompende rastasongs maakten het optreden een vrij moeilijk verhaal. Om van de doorgebroken regen maar te zwijgen.

Ook de bezwerende Luciano kwam er niet helemaal zonder kleerscheuren vanaf. Een aanvankelijk ongebreideld enthousiasme in volwaardige Gandalf-outfit – staf, mantel en punthoed – kreeg toch een deuk toen de hemelsluizen volledig open werden gezet. Grote zonde overigens, want ‘The Messenger’, die door twee Duitstalige, uptempo rootssongs van zijn erg uitgebalanceerde begeleidingsband werd aangekondigd, toonde zich van zijn meest charmante kant. En dat wil wat zeggen. De set van de rasechte Rastafarian hield vast aan een prima interactie tussen band, backingzangeressen en zanger waarbij ieder elkaar de nodige vrijheid gunde. Dat resulteerde in een fraaie selectie van tophits als ‘It’s Me Again Jah’ of ‘Legalise It’ waarbij een energieke Luciano over en weer sprong als liep hij op hete kolen. Een ingetogen maar iets te magere akoestische versie van Marley’s ‘Redemption Song’ en een lange dubsessie waarin de band werd voorgesteld deed de regen wijken. Maar na een te kort uurtje wuifde de rasta zijn aanhoorders reeds vaarwel. Een noodzakelijke toegift met het luidkeels meegezongen ‘Stay Away’, één van de meest trotse, uit het hart sprekende reggaetunes ooit, kon de honger helaas niet stillen.

Meer peace and love mocht verwacht worden van Gramps en Peetah Morgan, twee broertjes van de Morgan Heritage clan die even op eigen benen willen staan. Helaas met erg mager resultaat. Hoewel de erg soulvolle, meerstemmige liefdesreggae van Gramps Morgan op diens soloplaat nog wel mooi tot recht komt, bleek het podiumoptreden veeleer een one man show waarbij het ego van de man de meeste ruimte in nam. Hoewel als duo aangekondigd, verliet toetsenist Peetah meermaals de set. Terwijl in de overtollige bindteksten meermaals geteerd werd op het succes van Morgan Heritage, bleek de playlist de hits van dit gezelschap grotendeels te passeren. Zelfs de reuzehit ‘Don’t Haffi Dread’ werd er maar snel doorgedraaid. Maar meest ergerlijk bleek nog het feit dat songs in volle grandeur en glorie over de weide galmden, terwijl een futloze toetsenist, een ingetogen drummer en een slappe basspeler de enige podiumpionnen waren. Hoe meerstemmige liedjes met vrouwelijke achtergrondvocalen konden gebracht worden terwijl Gramps de enige persoon bleek met een zangmicro, mocht een raadsel heten. Een off tape optreden op Reggae Geel??? Anderhalf uur vol oooh’s en aaah’s werd zonder excuus nog een kwartier uitgebreid terwijl bijna de halve festivalweide (niet geheel onterecht) was gaan schuilen in de warme Bounce Dancehall tent.

Het contrast met de weergaloze kwaliteit die reggaepoëet Linton Kwesi Johnson bracht, kon niet groter zijn. De werkelijk waanzinnige begeleidingsgroep, de Dennis Bovell Dub Band, wist met zijn met rootsreggaekader dat zowel jazz- als diepe dubinterpretaties bevatte, een prachtige ondersteuning te bieden aan de nogal rechtlijnige, half gesproken politieke tekstsongs van LKJ. Een digitale viool die zowel glijdend als ritmisch via staccato vingergetokkel ondersteuning bood, bleek een opvallende meerwaarde. Maar het vuurwerk ging er pas helemaal in toen Linton Kwesi gretig uit zijn oeuvre uit de jaren ’70 begon te tappen met een aantal heerlijk uptempo skanummers als ‘Forces of Victory’ of ‘Dread, Beat an’ Blood’. Er kon zelfs een zeldzaam dansje af van de stijf gekostumeerde zestiger die tussendoor nogal vaak de dertig jaar geleden verdreven apartheid in Engeland eens duchtig aan de kaak stelde. Linton Kwesi Johnson bleek terecht de eerste en enige artiest die de hele weide echt aan het dansen kreeg, ook al had de middernachtklok inmiddels al geslagen.

Bleek de voorlaatste act al een levende legende, dan sprak de afsluiter pas helemaal tot de verbeelding van de rootsreggae liefhebber. Want wanneer de jarenlange begeleidingsband van Lee Perry, The Upsetters, de degens kruisen met de bejubelde, zeldzaam optredende rasta Big Youth en dat geheel nog eens netjes live wordt afgemixt door zowat de grootste Britse dubproducer Mad Professor, mag er een spektakel verwacht worden. En dat bleek te kloppen. Al flakkerde het een vuur aanvankelijk langzaam op, met heel subtiele tinten en kleurverschillen. Want in plaats van het speelveld op te eisen, durfde geen van de drie partijen de eerste twintig minuten echt zijn nek uitsteken. Het wilde enthousiasme van Big Youth ging na tien minuten op een wat ernstiger niveau over terwijl de drie Upsetters gedegen en kordaat hun begeleidingsspel speelden: melancholisch diepe bas, spaarzame, bluesy gitaarlicks en lekker strak drumwerk. Bij de show die als ‘Big Youth meets Mad Professor in Dub’ werd aangekondigd liet vooral die laatste het aanvankelijk wat afweten om de hem gegunde, instrumentale rustmomenten met de nodige echo’s en reverb-effecten op te vullen (vergeeflijk wanneer de mengtafel nauwelijks verhoogd is en duizenden koppen tussen geluidstechnieker en podium staan). Maar eens het evenwicht gevonden, kreeg Reggae Geel een ongehoord wijds, diep borrelend en evenwichtig geluid waarin iedereen meegezogen werd. Eens temeer bewees Mad Professor dat veelgelaagde studiotechnieken ook perfect op een festivalweide kunnen toegepast worden, met een heerlijke dub-roes en een wijd meanderend geluid als gevolg. Lang uitdijende versies van klassieke Big Youth songs als ‘Marcus Garvey’ of ‘Curly Locks’ werden afgemeten tegen meer modernere, uptempo hits als ‘Easy Road’, waarin als gast hiphopster Tafari het podium mocht opeisen.

Om de verpozingen op het hoofdpodium op te vullen, bood de 18 inch corner heerlijk soelaas, voor insiders gekend als het chill-bos. Want gemanoeuvreerd tussen de naaldbomen stond een mooie soundsystemwagen te galmen. En het moet gezegd: de harmonie tussen mens en natuur bereikte hier vaak een hoogtepunt, al niet in het minst dankzij de fantastische combinatie van dubplates en rootsreggaeriddims van de Canadese Dubmatrix die de goedlachse mc Tippa Irie had meegenomen. Anders dan de vrij verkapte, vurige dancehall in de tent hield de openlucht soundsystem in het dennenwoud mooi vast aan subtiliteiten: accenten met live sax, een mc die ook regelmatig de micro durft uit te zetten om te genieten en tunes met veel echo en subbassen die mooi tussen de bomen slingerden. Hier bleven naast lekkere rootsplaten vooral ook zogenaamde Britse steppers ritmen (On U Sound) voor een mooie roes zorgen en in de late nachtelijke uurtjes mocht er zelfs een zeldzame drum’n’bass beat onder. Maar het populaire dubstep genre bleef grappig genoeg de hele dag afwezig.

Liefhebbers van oerreggae konden terecht in de soms te kleine ronde Skaville Circus-tent waar vooral The Rocksteady Ratpack uit Kontich voor veel beweging zorgde door zijn door verzamelaars gegeerde vinylcollectie vol traditionele, vergeten ska- en rocksteadytunes op de platendraaiers te gooien. Maar meest opvallend alternatief bleek natuurlijk de Bounce Dancehall, de tent die droogte en warmte bood aan de vaak niet op regen voorziene festivalgangers (de verkoper die plots een goudmijn zag in het verkopen van veel te dure wegwerpjasjes niet te na gesproken). Spijtig genoeg bood deze circustent ook de perfecte locatie voor liefhebbers van geurende rookwaren, wat tot aparte taferelen leidde. Want terwijl het Franse King Dragon ofte Lord Zeljko verkapte riddims van Bounty Killer met traditionele platen van King Tubby wist te verzoenen en mc Irie Nation met zwierende dreadlocks schreeuwde om “More energy”, bleven velen spijtig genoeg steken in een dwaas gehuppel.

Meer over Reggae Geel


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.