Goed weer: een zegen voor openluchtevenementen, een plaag voor wie het indoor zoekt. Gelukkig kan het KC BELGIE rekenen op een trouw publiek, al was het toch afwachten hoeveel er daarvan zouden opdagen voor een vaak gehoorde Belg, een Brits duo dat pas in Brussel gespeeld had en een Franse zestigplusser die pas sinds enkele jaren weer optreedt.
Ignatz (Bram Devens) noemt zichzelf een lo-fi-fascist. Als tiener vergreep hij zich al aan cassettes om te zien welk auditief resultaat zijn mishandelingen (van verfrommelen tot in de regen laten liggen) zouden opleveren. Dat soort technologisch wangedrag laat hij in zijn live-optredens als Ignatz achterwegen, al zweert hij nog steeds bij een heel bescheiden opstelling en een klankkwaliteit waarvan menig mainstream studiotechnicus het op een lopen zet.
Alleen op het podium, met louter gitaar, zang en een sampler vol op voorhand opgenomen partijen, knutselde Devens een korte set van rootsachtige songs in elkaar. Virtuositeit was als vanouds ver te zoeken: de meest beweeglijke partijen kwamen doorgaans uit het bakje, waarboven hijzelf een gitaarsolo, wat losse akkoorden of een zanglijn legde. Dat de intonatie van het gitaarspel al eens rammelde of de verschillende loops niet helemaal juist samenliepen, was geen probleem: alles viel vanzelf weer in de plooi.
Minder fijnbesnaard, maar op een eigen manier ook lo-fi klinkt het Britse duo Hype Williams. Goed twee weken na hun passage in de AB tijdens het Domino festival, verschenen Roy Blunt en Inga Copeland opnieuw in België, een mooie gelegenheid om de twee sets te vergelijken.
Dat de visuele aanpak zou moeten verschillen, was in Brussel al duidelijk. Het continu, hypnotiserend flikkerende kat-en-hond logo van de band had in de AB een stevige impact. Voor het infrastructureel minder voorziene KC BELGIE moest de band een andere setting bedenken. Die werd gevonden door te spelen achter een dun wit doek waardoor de muzikanten in tweevoud te zien waren: hun contouren door het doek heen en hun schaduwen die bij bewegingen vooruit of achteruit proportioneel vergroot of verkleind werden.
Het duo zat geregeld op de grens tussen spannende onvoorspelbaarheid en vrijblijvend geneuzel, maar wist doorgaans goed de lijn te houden, waardoor hun spookachtige act overtuigend werd. Alleen het plots afbreken van het laatste nummer paste niet echt in het verloop: het leek wel alsof Blunt en Copeland er plots geen zin meer in hadden en dan maar gezamenlijk besloten de kleedkamer op te zoeken.
Dat ondanks het ideale terrasjesweer van 23 april 2011 toch nog enkele tientallen mensen de weg naar het van alle zonlicht gevrijwaarde KC BELGIE vonden, was mooi. Nog mooier was dat ze allemaal bleven hangen voor het slotconcert van de avond: een soloperformance van de in Parijs wonende en ondertussen vierenzestig jaar oude Ghédalia Tazartès.
Zeg van deze stemkunstenaar niet dat hij experimenteel is, zelf houdt hij het liever op “eclectisch”. Voor het optreden liet hij bovendien verstaan dat hij alleen optreden verkiest boven samenwerkingen. “Met twee is het sowieso meer improvisatie. Dat kan echt klikken, maar ook afschuwelijk slecht zijn. Als je alleen optreedt is het extreem zwakke bijna uitgesloten. Daarom dat ik liever songs doe.” En songs kreeg het publiek, al waren ze duidelijk van een andere snit dan bij Ignatz.
Opmerkelijk was dat hij deze verschillende gedaanten niet reserveerde voor bepaalde composities, maar dat ze zich kriskras door elkaar konden aandienen. Hierdoor werd het karakter van de verschillende nummers niet zozeer bepaald door Tazartès’ stem, maar wel door de backing tracks die de achtergrond vormden voor zijn zanglijnen. Ook hier hield Tazartès zich niet aan eenduidigheid: hij opende met een drum’n’bass-beat op een bedje van strijkers om later elektronisch geplopper en gekraak, natuurgeluid of semi-industriële klanken tevoorschijn te halen.
Deze op voorhand opgenomen en gemixte begeleiding vulde hij op het podium aan met kleine effecten als het rammelen van een halssnoer, een fluitje of het traag tingelen van een draaidoosje. Iets ingrijpender waren het gebruik van mondharmonica en vooral het stevig opengesmeten accordeon dat in twee nummers de opgenomen begeleiding overstemde.
Net als Hype Williams zat Ghédalia Tazartès soms op het randje, maar nog meer dan bij het Britse duo was bij hem de emotionele lading van wat hij deed overduidelijk. Zonder sentimentaliteit kwam bij hem de dramatiek van flamenco en het melodische van de ladinomuziek samen met elektronica, musique concrète en kinderlijk speelplezier. Laat iemand anders dit concept op een podium brengen en de hele zaal zit breeduit te grijnzen. Bij deze Fransman van Turkse afkomst werkte het op alle fronten.