Concerten organiseren op zondagnamiddag, het is niet iedereen gegeven. Zeker niet wanneer er gespeeld moet worden tussen opgestapelde stoelen, tafels, ijskasten, ovens en al dan niet lege bakken Orval. Dat het een idee was van Rogé Verstraete (El Negocito, La Resistenza, Citadelic) om in dit kader optredens op poten te zetten, zal weinigen die vertrouwd zijn met ’s mans realisaties verbazen.
Naar Resistenza en Citadelic-normen begonnen de optredens wel opvallend goed op tijd, wat wil zeggen: het eerste met een grote, het tweede met een kleine vertraging. Het beloofde springkasteel moest immers nog opgebouwd worden, de piano vertoonde een klein technisch mankementje en Verstraete zelf was nog onderweg om een gitaarversterker te scoren en dus moest wie iets wilde drinken “het al maar pakken”.
Matiss Cudars & Kaja Draksler (foto: Cedric Craps)
Een en ander zorgde er voor dat de Sloveense pianiste Kaja Draksler en haar Letse tegenspeler en gitarist Matiss Cudars ruggelings naar de door hen begeleide filmbeelden kwamen te staan. Van scherpe interactie met de film was dan ook geen sprake, maar dat bleek ook niet meteen het doel van de twee muzikanten. Meer dan dat ze tekenfilm van een nieuwe klankband wilden voorzien, leken ze er op uit om zich vooral te laten inspireren door de inhoud van het verhaal. Het niet echt synchroon lopen van beeld en klank vormde dan ook niet meteen een probleem, waardoor het concert misschien wel beter te genieten was met de ogen gesloten dan met de aandacht op de projectie.
In een grote golvende beweging deinden de twee heen en weer tussen verstilde passages en meer dramatisch opgepompte episodes, van het mechanische van Nancarrow naar semiminimalisme of pointillistisch waarbij ze niet alleen speelden met duidelijk muzikaal materiaal, maar ook met de klank. Geregeld was te horen hoe Draksler en Cudars het geluid van de piano en de gitaar konden laten versmelten. Essentieel daarbij bleken de inside piano technieken en de goed gemikte gitaarnoise: geen toevalstreffers, maar het bewust op zoek gaan naar bepaalde geluiden. Cudars liet zijn gitaar knarsen en schuren, waarbij het geluid uiteenviel in minuscule scherven of als in een achterwaarts effect te horen was. Zo kon hij naadloos de klank van Drakslers zingende klankschaal overnemen terwijl ook op andere momenten de onderlinge communicatie, hoewel niet zo duidelijk uitgesproken, toch goed hoorbaar werd.
Zoals de twee elkaar qua geluid mooi in de gaten hielden, waren ze zich duidelijk ook bewust van het harmonisch vaarwater dat ze opzochten. Niet expliciet dissonant, maar eerder verwrongen dwaalden de twee, net als Alice, door een wereld waarin niets leek wat het was, zonder meteen uitgesproken onherkenbaar te worden. Dat de ietwat verweerde pianoklank bovendien gezegend was met een natuurlijke ruimtelijkheid was mooi meegenomen en droeg bij aan de dromerige toets die de muziek bij momenten kreeg.
Matiss Cudars & Kaja Draksler (foto: Cedric Craps)
Bij de terugkeer van Alice naar de door mensen bewoonde wereld, begon tenslotte een afbouw die doorliep tot halverwege de generiek en die eindigde toen Draksler en Cudars elkaar troffen in een zuivere, consonante samenklank. Voorspelbaar, maar op dat moment wel een mooi eindpunt van een uurtje losse filmmuziek.
Minder los ging het er aan toe bij het duo van gitaristen Karl Van Deun en Ruben Machtelinckx. Vanuit een leraar-leerling relatie is de tandem uitgegroeid tot een echte en hechte samenwerking. Het resultaat daarvan is te horen op de cd ‘Ask Me - Don’t Ask Me’ die verschijnt op Rogé Verstraete’s label El Negocito. Het concert gold als voorstelling van het album dat gevuld is met composities van Van Deun, maar live zagen de twee er geen graten in om er enkele stukken van Machtelinckx tussen te gooien.
Karl Van Deun (foto: Cedric Craps)
Die lijn trok hij in het duo met Van Deun door, waarbij vooral het contrast tussen de twee gitaristen mooi uitgebuit werd. Van Deun speelde daarbij het meest “klassiek”, met een net iets scherper en helderder geluid dan Machtelinkcx die meer omfloerst en donkerder klonk. Dit onderscheid werd in Gent vooral hoorbaar tijdens de solo’s wanneer de ene zich uitgesproken gedienstig opstelde tegenover de andere. Tijdens de thema’s, die doorgaans meer knap en gedetailleerd uitgewerkte composities waren dan wat vage melodische lijnen, geraakte het geluid van de twee echter mooi vervlochten, waarbij één en één echt drie werd en het niet altijd zomaar uit te maken was wie nu exact wat speelde.
Dat Van Deun een wat meer traditionele benadering had, kwam vooral naar voor in zijn frasering. Waar Machtelinckx speelde met pedalen en samenklanken, hield Van Deun zijn geluid zuiver en dacht hij meer melodisch. Beiden vonden elkaar echter in een harmonisch raffinement, waardoor de muziek op zich alles behalve déja vu klonk. Fris, subtiel gewaagd en contrasteren, werd de set zo een boeiende trip langs de composities van beide muzikanten: van het grillige en ritmisch complexe ‘Art of Nonsense’ tot het onderkoelde solostuk van Van Deun dat vol zat met bluesreferenties. Machtelinkcx koos in zijn solo dan weer meer voor een gelaagder geluid, waarbij hij zijn fragiel tokkelwerk kon demonstreren.
Ruben Machtelinckx (foto: Cedric Craps)
Met Machtelinckx’ zacht-weemoedige ‘Herzog’ deinden de gitaristen naar het einde van een set die helemaal in de lijn lag van wat een muziekliefhebber van Machtelinkcx kan verwachten: raffinement en nuances à volonté, waarbij hij een ideale sparringpartner vond in de zelden te horen Van Deun én in diens muziek. Het mag elke docent toegewenst worden zo’n student tegen te komen. En omgekeerd.