Gezien haar nakend verdwijnen van de internationale podia is elk concert met Maria João Pires exclusief. In het kader van het festival europalia.brasil was ze op 11 januari samen met Antonio Meneses te gast in Bozar. Beide in Brazilië verblijvende topmuzikanten spreken duidelijk niet alleen dezelfde moedertaal, maar vonden elkaar ook op het universele vlak in een gemeenschappelijke aanpak van het werk van Schubert en Brahms. Het extra vleugje magie dat een kamermuziekconcert zijn overstijgende karakter kan verlenen, ontbrak echter.
Samen pakken ze twee meesterwerken uit het grote repertoire voor cello en piano aan. De la klein-sonate is door Schubert geschreven voor de in onbruik geraakte arpeggione en op cello bevinden de noten zich continu in de hoogste registers. Geen probleem voor Meneses die zich met nauwkeurige elegantie van de gevaarlijke stukken bediende. Hoewel de gereserveerdheid van Meneses misschien niet maximaal rendeerde in de buitendelen, waarin de grotere turbulenties ontbraken, kon hij in het prachtige adagio volledig overtuigen met enorme zin voor spanning en warmte van klank. Terwijl Pires in haar begeleiding van de Schubert-sonate vrij terughoudend bleef en overtuigde met flitsen van genialiteit, zoals in de onaardse overgang naar de coda van het eerste deel, had ze in de eerste cellosonate van Brahms een opvallend grote toon. Er was misschien zelfs een zeker onevenwicht tussen piano en cello, waarbij de interessantste momenten toch in de piano te vinden waren. Hoe dan ook is het een prachtig veelzijdig werk, waarin niet alleen de warmbloedige lyriek van eerste deel met de lichtheid van het tweede contrasteren, maar van die twee ook met de strenge passie van het laatste deel.
Behalve in Mendelssohns poëtische 'Lied ohne Worte' en een transcenderende concertafsluiter in de vorm van Bachs 'Pastorale' in een bewerking voor cello en piano, was Maria João Pires ook nog solo te horen en dat in Brahms "wiegeliedjes voor mijn verdriet", het opus 117. Zonder meer het boeiendste moment van het hele concert. Pires verleende de anders zo vol berusting klinkende herfstachtige stukken een heel onrustige ondertoon, op zoek gaand naar andere kleuren en texturen. In het zoekende manifesteerde er zich wel ook twijfel bij de sterk partituurgebonden Pires, terwijl deze meesterlijke miniaturen zich toch best verklanken in een uitvoering gebaseerd op warme soliditeit.