Met gastoptredens bij de beste orkesten en operahuizen en een platencontract bij Deutsche Grammophon is Christian Thielemann de laatste jaren uitgeroepen tot dé nieuwe grote maestro in de Duitstalige gebieden. Vervoegd door Renée Fleming, misschien wel de belangrijkste sopraan van het moment, stond hij op 27 oktober in Bozar met een Mahler-Brahms programma.

De keuze van het repertoire is niet verwonderlijk als men naar Thielemanns discografie kijkt. Die bestaat bijna volledig uit Duitse muziek: veel Wagner en Bruckner, maar met de grootste nadruk op Richard Strauss. Zo nam hij onlangs nog de 'Vier letzte Lieder' op met Renée Fleming. Een bejubelde opname met zijn eigen Münchner Philharmoniker, waarvan hij sinds kort chef-dirigent is.

De verwachtingen waren dus hoog gespannen om dezelfde uitvoerders bezig te horen in de ongelofelijk intieme 'Rückert-Lieder' van Gustav Mahler. Ze werden echter slechts ten dele ingelost. Thielemann kon de juiste orkestklank moeilijk treffen: deze was te volumineus en te weinig suggestief waardoor de gevoelige stem van Fleming te weinig tot haar recht kwam. Er kan orkest en dirigent enige logheid verweten worden, wat zich uitte in slecht samenspel met de solist. Onvergeeflijk in deze oorspronkelijk als kamermuziek geconcipieerde muziek. Ook het interessante openingswerk van de avond, 'Der ferne Klang' van Franz Schreker, zou baat gehad hebben bij een groter gevoel voor subtiliteit en nuance.

De vierde symfonie van Brahms is een werk dat een heel ander, denser en warmer klankspectrum omvat. Vooral in de middendelen slaagde Thielemann erin de kwaliteit van zijn orkest te laten spreken en droeg het werk zijn idyllisch en rijk geschakeerde kleuren uit. In de monumentale hoekdelen echter is meer inzicht vereist om de grote spanningsboog tot expressie te brengen. Hier ontbrak het de uitvoering aan de noodzakelijke stuwing of noem het innerlijke vitaliteit.

Hoewel enige virilitas in Brahms onontbeerlijk is, liet Thielemann zijn Münchner te eenzijdig de kaart van luide sonoriteit trekken. Dit zorgde voor een soms geforceerde en weinig briljante klank. In de passacaglia nam Thielemann een dermate snel tempo, dat het ten koste ging van het majesteus karakter, het samenspel en de transparantie. Een lauw einde dus van wat op zich een geniaal statement zou moeten zijn in Brahms' laatste zuivere orkestwerk. Het getuigt bovendien van smakeloosheid om hierna nog Wagner en meer bepaald de ouverture tot de 'Meistersinger' te spelen als bisnummer.

Kortom kon dit concert met een dirigent die gewoon is van met topsolisten te werken en zich kan bedienen van een orkest uit de Duitse subtop niet geheel aan de verwachtingen voldoen. Wie Thielemann ziet dirigeren kan zich niet ontdoen van het gevoel dat er een groot showelement aanwezig is. Als men dit ten koste ziet gaan van de efficiëntie in de communicatie met het orkest kan men niet anders dan zich gereserveerd opstellen tegenover de sterrenstatus die deze dirigent wereldwijd vergaart.

Meer over Münchner Philharmoniker, Renée Fleming, Christian Thielemann


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.